144
Verlichting
Leeslampen
Worden bediend met de toetsen s en
t in de voorste en achterste interi‐
eurverlichting.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole
De spot in de interieurverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
De koplampen, achterlichten, achter‐
uitrijlichten, kentekenverlichting, in‐
strumentenverlichting, interieurver‐
lichting, lichtstrips in deuren en Flex‐
Console en grondverlichting worden
even ingeschakeld wanneer u de
auto met de handzender ontgrendelt.
Deze functie werkt alleen wanneer
als het donker is en helpt u om de auto
te lokaliseren.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 156 draait.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display. Persoonlijke instellingen
3 127.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 23.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ Alle schakelaars
■ Bestuurdersinformatiecentrum
■ Portiervakverlichting
■ Lichtstrips in deuren en FlexCon‐
sole
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden
wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Interieurverlichting
■ Instrumentenverlichting (alleen
wanneer het buiten donker is)
■ Lichtstrips in deuren en FlexCon‐
sole
■ Grondverlichting
De verlichting wordt na een bepaalde
tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.