186
Rijden en bediening
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere metalen struc‐
turen reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de
prestaties van de sensor beperkt zijn:
■ op bochtige wegen,
■ als het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist, re‐
gen of sneeuw,
■ als de sensor vervuild is door
sneeuw, ijs, slijk, modder, vuil of als
de voorruit beschadigd is.
Indicatie afstand tot
voorligger
De indicatie afstand tot voorligger
toont de afstand tot een bewegende
voorligger. Afhankelijk van de uitrus‐
ting van de auto, gebruikt het systeem
de radar achter de radiateurgrille of
de camera in de voorruit om de af‐
stand tot een voertuig in de baan voor
u te bepalen. Het systeem is geacti‐
veerd bij snelheden hoger dan 40 km/
u.
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre 3 115. Druk
op de knop MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig X te selecteren en draai
aan het stelwiel om de volgende af‐
standsindicatiepagina te kiezen.
De minimale weer te geven afstand is
0,5 s.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er
twee streepjes getoond: -,- s.
Preventief remsysteem
Het preventief remsysteem kan hel‐
pen om de schade door aanrijdingen
met voorliggers of obstakels te beper‐
ken, indien een aanrijding door rem‐
men of sturen niet langer kan worden
vermeden. Voordat het preventief
remsysteem activeert, geeft de fron‐
taanrijdingswaarschuwing een waar‐
schuwing 3 182.
Deze functie maakt gebruik van input
uit vele bronnen (bijv. radarsensor,
remdruk, rijsnelheid) om de waar‐
schijnlijkheid van een frontale aanrij‐
ding te berekenen.
Het preventief remsysteem werkt au‐
tomatisch bij snelheden boven wan‐
delsnelheid, als de instelling
Voorbereiding aanrijding niet uitge‐
schakeld is in het menu Persoonlijke
instellingen 3 127.