Telefooninstellingen
Zie beschrijving voor het Infotain‐
mentsysteem in de handleiding bij het
Infotainmentsysteem.
Auto-instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid: Wijzigt
de ventilatorregeling. De gewij‐
zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit- en vervolgens weer
ingeschakeld wordt.
Klimaatregelingsmodus: Activeert
of deactiveert de koeling iedere
keer dat het contact wordt inge‐
Instrumenten en bedieningsorganen
schakeld of hanteert de laatst ge‐
kozen instelling.
Automatische ontwaseming: on‐
dersteunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Autom. achterruitverwarming: Acti‐
veert de automatische achterruit‐
verwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal: Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder: Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐
stellingen.
Wis auto. achter in achteruit: Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche achterruitwisser bij het in‐
schakelen van de achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp: Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Voorbereiding aanrijding: wijzigt of
activeert/deactiveert de instellin‐
gen van de adaptieve cruise con‐
trol, frontaanrijdingswaarschuwing
en het preventief remsysteem.
Dodehoekwaarschuwing: Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐
systeem.
■ Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen: Activeert
of deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr.: Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐
verlichting.
129