0
Door middel van de functie Eln te kiezen karakteris-
tieken
Parameter "con" (constante lasstroom)
-
-
-
Parameter "0,1 - 20" (dalende kenmerklijn met in te stellen helling)
-
-
OPMERKING!
Bij het instellen van een vlakke kenmerklijn (5) de dynamiek op een hogere waarde
instellen.
Parameter "P" (constant lasvermogen)
-
-
OPMERKING!
Bij problemen met tot vastkleven geneigde staafelektrode de dynamiek op een
hogere waarde instellen.
160
con - 20 A / V
U (V)
(4)
(6)
(5)
(7)
100
200
300
Als de parameter "con" is ingesteld wordt de lasstroom onafhankelijk van de
lasspanning constant gehouden. Er ontstaat een verticale karakteristiek (4).
De parameter "con" is bijzonder goed geschikt voor rutiel-elektroden en basische
elektroden, en voor gutsen.
Voor gutsen de dynamiek op "100" instellen.
Door middel van parameter "0,1 - 20" kan een dalende kenmerklijn (5) worden inge-
steld. Het instellingsgebied strekt zich uit van 0,1 A / V (zeer steil) tot 20 A / V (zeer
vlak).
De instelling van een vlakke karakteristiek (5) is alleen aan te bevelen bij cellulose-
elektroden.
Als de parameter "P" is ingesteld wordt het lasvermogen onafhankelijk van de
lasspanning en de lasstroom constant gehouden. Er ontstaat een hyperbole karakte-
ristiek (6).
De parameter "P" is bijzonder goed geschikt voor cellulose-elektroden.
(1)
Werklijn voor staafelektrode
(2)
(2)
Werklijn voor staafelektrode bij verhoogde licht-
(1)
booglengte
(3)
(3)
Werklijn voor staafelektrode bij verminderde
lichtbooglengte
(8)
(4)
Karakteristiek bij gekozen parameter "CON"
(constante lasstroom)
4
0
0
I (A)
(5)
Karakteristiek bij gekozen parameter "0,1 - 20"
(dalende karakteristiek met in te stellen helling)
(6)
Karakteristiek bij gekozen parameter "P" (con-
stant lasvermogen)
(7)
Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij geko-
zen karakteristiek (4)
(8)
Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij geko-
zen karakteristiek (5) of (6)