Rosemount Tank Radar REX
Hoofdstuk 3 Beschrijving van de apparaten
3.3.6
Temperatuurmeting
Temperatuursensoren
Het meten van de producttemperatuur is noodzakelijk voor een correcte
voorraadberekening. Op elke gegevensverzamelingseenheid kunnen
maximaal 14 temperatuursensoren worden aangesloten. De
temperatuurelementen worden in een buis geplaatst, die wordt verankerd
op de bodem van de tank. De temperatuursensoren Pt 100 (puntsensor)
of Cu90 (gemiddeldesensor) kunnen worden gebruikt. Met de
puntsensoren Pt100 wordt een profiel van de temperatuur bij
verschillende tankniveaus verkregen, alsook de gemiddelde temperatuur
van de vloeistof. De Cu90-sensoren meten de gemiddelde temperatuur,
gemeten vanaf de tankbodem tot het productoppervlak.
Referentieweerstanden
Er zijn twee referentieweerstanden aangesloten. Deze worden gebruikt
voor de kalibratie van de spanning-frequentieomzetter (VCF) die de
microprocessor van de DAU voorziet van gegevens van de
temperatuursensoren. De interne precisiereferentieweerstand van 100 Ω
is aangesloten op kanaal 0 van de RTD-multiplexer. De externe
referentieweerstand is aangesloten op kanaal 15. In sommige gevallen is
een derde weerstand aangesloten op de eerste vrije
temperatuursensoringang. Met deze sensor kan de nauwkeurigheid nog
worden verhoogd.
Database
De database van de DAU bevat diverse registers voor
temperatuurmetingen. Mogelijk moeten het temperatuurbereik en het
sensortype worden gecontroleerd voor de bediening. De verhouding
tussen de twee referentieweerstanden wordt gemeten en de tolerantie
van de afwijking van de nominale waarde wordt eveneens opgeslagen in
de database.
3-30
Onderhoudshandleiding
308012NL, Uitgave 1B
juni 2007