Onderhoudshandleiding
308012NL, Uitgave 1B
juni 2007
3.2.2
Ingangs- en databaseregisters
Het invoerregister is een dynamisch register waarin de waarden
worden opgeslagen die de FCU via de TRL/2-bus ontvangt van
aangesloten slave-eenheden (RTG's, DAU's). Niveau-, temperatuur- en
andere gemeten gegevens worden opgeslagen in het invoerregister en
op verzoek verzonden naar de master.
De database bevat informatie over de programmaversie,
communicatieprotocolwaarden, slave-configuratie,
geheugenconfiguratie, etc. Hij is onderverdeeld in een tegen schrijven
beveiligd gedeelte en een onbeveiligd gedeelte. Zie hoofdstuk 4.1.7
"Schrijfbeveiliging (metrologische verzegeling)" voor informatie over het
uitschakelen van de schrijfbeveiliging.
3.2.3
Software
De FCU-software regelt de
verzameling van gegevens van
de eenheden die zijn
aangesloten op de veldbus en
zorgt voor de distributie van de
gegevens naar de TankMaster-
pc op de groepsbus.
Het groepsbusproces en het
veldbusproces werken als
interfaces met de seriële-
communicatiebesturing, SCC.
De EEPROM-schakelaar wordt
door het programma gebruikt
om te bepalen of het schrijven
van gegevens naar het
EEPROM is toegestaan. De
watchdog moet minstens elk
tiende van een seconde worden
geactiveerd, anders wordt een
reset uitgevoerd. Direct Memory
Access-kanalen (DMA) in de FCU-microprocessor worden gebruikt om
te schrijven naar de SCC.
Wanneer het groepsbusproces een aanvraag ontvangt van de master op
de groepsbus, vertaalt het de aanvraag indien nodig naar het MODBUS-
formaat. De aanvraag wordt verwerkt en terugvertaald naar het
oorspronkelijke formaat en de respons wordt teruggestuurd naar de
master. De aanvraag kan worden verwerkt in de veldcommunicatie-
eenheid of er kan worden verzocht om een verdere verwerking in de
slave-eenheden (RTG's en DAU's) die zijn aangesloten op de
veldcommunicatie-eenheid.
Rosemount Tank Radar REX
Hoofdstuk 3 Beschrijving van de apparaten
Groeps-
bus
Veld-
bus
Figuur 3-14. Groeps- en veldbus-
communicatie
Master
Slave
Master
Slave
3-23