Rosemount Tank Radar REX
Hoofdstuk 3 Beschrijving van de apparaten
Tankafmetingen
Tankreferentie-
hoogte (R)
RTG-referentie-
afstand (G)
Minimale niveau-
afstand (C)
Kalibratieafstand
Verwijderings-
afstand (UFM)
3-18
Onderhoudshandleiding
De tankreferentiehoogte (R) is de afstand tus-
sen het tankreferentiepunt en het nulniveau
(Dipping Datum Point) op de bodem van de
tank.
De RTG-referentieafstand (G) is de afstand
tussen het tankreferentiepunt en het RTG-
referentiepunt. Het RTG-referentiepunt
bevindt zich op het bovenoppervlak van de
flens van de klant of van het mangatdeksel
waarop de meter is gemonteerd, zoals
getoond in Figuur 3-12. Bij standpijpniveau-
meters bevindt het RTG-referentiepunt zich ter
hoogte van het handpeilmerkteken op de
steun van de standpijpniveaumeter.
G is positief als het tankreferentiepunt zich
boven het RTG-referentiepunt bevindt. Zo
niet, dan is G negatief.
De minimale niveau-afstand (C) wordt gedefini-
eerd als de afstand tussen het nulniveau (Dip-
ping Datum Point) en het minimumniveau van
het productoppervlak (tankbodem). Door het
opgeven van een C-afstand kan het meetbe-
reik worden uitgebreid tot de bodem van de
tank. Als C>0 is, worden negatieve
niveauwaarden weergegeven wanneer het
productoppervlak zich onder het nulniveau
bevindt. Schakel het selectievakje Show
negative level values as zero in als u
niveaus onder het nulniveau wilt weergeven
als Level=0.
Als u de C-afstand instelt op 0, worden metin-
gen onder het nulniveau niet toegestaan,
d.w.z. de RTG zal een ongeldig niveau aange-
ven.
De kalibratieafstand wordt gebruikt voor de
kalibratie van de RTG.
De verwijderingsafstand (Hold Off Distance,
ook Upper Filter Margin genoemd) bepaalt
hoe dicht bij het RTG-referentiepunt metingen
worden geaccepteerd. Normaal gezien moet
deze parameter niet worden gewijzigd. De ver-
wijderingsafstand kan worden vergroot als er
bijvoorbeeld storende echo's zijn van het tank-
aansluitstuk.
308012NL, Uitgave 1B
juni 2007