4.2.6 Remmen
Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt in belangrijke mate af van de
toestand van de rijweg. De bestuurder moet daar tijdens het rijden rekening mee
houden.
U kunt het interne transportmiddel op de volgende manieren remmen:
– met de tegenstroomrem (rijschakelaar)
– met de motorrem (uitrolrem)
– NOODSTOP schakelaar
– Dissel in bereik „B" brengen
VOORZICHTIG!
Bij gevaar is de dissel in de remstand brengen of de schakelaar NOODSTOP in te
drukken.
Remmen
Werkwijze
• Neig de (4) naar boven of onderen in één van de
rembereiken (B).
Z
Het interne transportmiddel wordt eerst met de
motorrem afgeremd. Pas wanneer de rem niet de
vereiste afremming bereikt, wordt de mechanische
rem bijgeschakeld.
Het interne transportmiddel wordt met maximale vertraging afgeremd en de rem
wordt geactiveerd.
Remmen met de tegenstroomrem
Werkwijze
• Tijdens het rijden kunt u de rijschakelaar (2) omschakelen in de andere richting.
Het interne transportmiddel wordt door tegenstroom afgeremd totdat hij in de andere
richting begint te rijden.
60
2
2