6.5
Vulduur
De vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, de
omgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. De
watertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij worden
losgekoppeld.
6.6
Waterkwaliteit
Z
De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van
gezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater door
destillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor het
maken van elektrolyt.
6.7
Batterijslangen
De slangen van de verschillende stoppen moeten langs de elektrische schakeling
worden gelegd. Wijzigingen mogen niet worden aangebracht.
6.8
Bedrijfstemperatuur
Batterijen met automatische waterbijvulsystemen mogen uitsluiten in ruimtes worden
opgeslagen met temperaturen > 0 °C, anders bestaat er gevaar voor bevriezing.
16