2.2
Functiebeschrijving
Veiligheidsvoorzieningen
– Met de gesloten, gladde voertuigcontour en de afgeronde randen kan het interne
transportmiddel veilig worden gebruikt.
– De wielen zijn rondom voorzien van een stabiele bumper.
– In gevaarlijke situaties kunnen alle elektrische functies worden uitgeschakeld met
de NOODSTOP-schakelaar.
Noodstop-veiligheidsconcept
– De noodstop wordt geactiveerd door de rijregeling.
– Na het inschakelen voert het systeem van het interne transportmiddel een
zelfdiagnose uit.
Bestuurdersplaats
– Alle rij- en heffuncties zijn eenvoudig en nauwkeurig te bedienen.
Hydraulische installatie
– Bij het inschakelen van de heffunctie start de pomp, die de hydraulische olie uit de
olietank naar de hefcilinder pompt.
– Bij het indrukken van de hefknop worden de wielarmen met een gelijkmatige
snelheid opgetild, bij het indrukken van de neerlaatknop worden de wielarmen
neergelaten.
Rijaandrijving
– Het aandrijfwiel wordt een via kopse kegelwieloverbrenging aangedreven door een
vaste draaistroommotor.
– De elektronische rijregeling zorgt voor traploze toerentalregeling van de rijmotor en
daarmee voor een gelijkmatig, schokvrij optrekken, krachtig versnellen en
elektronisch geregeld afremmen met energieterugwinning.
– Afhankelijk van de lading en de omgeving kan er worden gekozen uit drie
rijprogramma's: van hoog vermogen tot energiebesparend.
Stuurinrichting
– Het voertuig wordt gestuurd met een ergonomische dissel.
– De aandrijving kan +/- 90° worden gezwenkt.
Elektrische installatie
– 24 volt-installatie.
– De elektronische rijregeling is standaard.
Bedien- en indicatie-elementen
– Met ergonomische bedienelementen kunnen de rijbewegingen nauwkeurig worden
gedoseerd.
– De batterijcapaciteit wordt aangegeven met een batterij-indicatie.
– Op de optionele weergave CanDis staan voor de bestuurder belangrijke informatie
en het rijprogramma, de bedrijfsuren, batterijcapaciteit en storingsmeldingen.
16