Horizontale stand van het
maaidek controleren
1. Controleer de spanning van de banden van het
maaidek en de tractie-eenheid.
2. Zet de messen horizontaal in de dwarsrichting
(Fig. 52). Meet bij punten A en B (Fig. 52) de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de
messen (Fig. 53).
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij A
en B, mag niet meer dan 6 mm zijn.
Voorkant
A
Figuur 52
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 53
Horizontale stand van het
maaidek wijzigen
U kunt de horizontale stand van het maaidek wijzigen
door de bandenspanning te veranderen.
Horizontale stand van het maaidek
wijzigen met de bandenspanning
1. Verander de spanning van de banden van het maaidek
en de tractie-eenheid. Dit dient te gebeuren aan de
kant die moet worden afgesteld.
2. Controleer nogmaals de schuinstand en de horizontale
stand van het maaidek.
De maaihoogte kloppend
maken
1. Controleer de spanning van de banden van het
maaidek en de tractie-eenheid.
2. Zet de machine op een maaihoogte van 101,6 mm
overeenkomstig de maaihoogtesticker.
3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
zet een mes in de lengterichting (Fig. 54). Meet bij A
de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de
snijrand van de messen (Fig. 55).
4. Deze afstand moet 101,6 mm zijn.
B
m–1078
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
m–2550
5. Als de maaihoogte te hoog is, moet u lucht in de
achterbanden pompen voor een hogere maaistand.
6. Als de maaihoogte te hoog is, moet u lucht uit de
achterbanden laten ontsnappen voor een lagere
maaistand.
7. Controleer de schuinstand van het draagframe
39
Voorkant
A
Figuur 54
OPPERVLAK METEN
Figuur 55
m–1078
m–2550