Onderhoud van de riemen van
de motor
De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de
eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om
de 100 bedrijfsuren.
Riem van wisselstroomdynamo
De spanning controleren:
1. Open de kap.
2. Controleer de spanning door de riem midden tussen de
poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te
drukken met een kracht van ongeveer 98 N (Fig. 55).
De riem moet een speling van 11 mm hebben. Als de
speling niet correct is, gaat u verder met de stap 3.
Indien de speling correct is, gaat u verder met uw
werkzaamheden.
Figuur 55
1. Riem van
wisselstroomdynamo
3. Draai de bout los waarmee de beugel is bevestigd aan
de motor (Fig. 55), alsmede de bout waarmee de
wisselstroomdynamo is bevestigd aan de beugel.
4. Plaats een rolkoevoet tussen de wisselstroomdynamo en
de motor en wrik de wisselstroomdynamo los.
5. Als de juiste spanning is verkregen, draait u de wissel-
stroomdynamo en de bouten van de beugel vast om de
afstelling te borgen.
Riem van koelventilator
1. Draai de borgmoer op de riemspanningshendel los
(Fig. 56).
2. Oefen op het uiteinde van de hendel een druk uit van
22–44 N om de ventilatorriem onder de juiste spanning
te krijgen.
2. Beugel
44
3. Draai de borgmoeren vast om de afstelling te borgen.
Figuur 56
1. Riem van koelventilator
De gashendel afstellen
1. Zet de gashendel naar voren tegen de sleuf van de
stoelbasis.
2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm bij
de injectiepomp los.
3. Houd de hefboomarm van de injectiepomp (Fig. 57)
tegen de regelschroef voor het hoog stationair toerental
en zet de kabelklem vast.
Opmerking: Als de kabelklem is vastgezet, moet deze
onbelemmerd kunnen ronddraaien.
4. Draai de borgmoer waarmee de frictieregelaar op de
gashendel wordt vastgezet, vast met een torsie van
4,5–6,2 Nm. De kracht die nodig is om de gashendel te
bedienen, mag maximaal 89 N zijn.
1
Figuur 57
1. Hefboomarm van injectiepomp
2. Riemspanningshendel