Injectors ontluchten
Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden
toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp
van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet
start; zie Het brandstofsysteem ontluchten, zie blz. 28.
1. Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en de
houder los (Fig. 52).
1
Figuur 52
1. Brandstofinjectors (3)
2. Zet de gashendel op SNEL.
3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de
brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje
op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet.
4. Draai de leidingconnector goed vast.
5. Herhaal dit bij de andere spuitmonden.
Het koelsysteem van de motor
reinigen
Vuil verwijderen
Reinig de oliekoelers en de radiator elke dag. Vaker
reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden.
1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder
grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte
bevindt.
2. Maak de klemmen los en trek het rooster omhoog om
het uit de geleiders te schuiven (Fig. 53). Reinig het
scherm grondig met perslucht.
Figuur 53
1. Rooster
3. Til de oliekoelers een klein eindje op en duw ze naar
voren (Fig. 54). Reinig beide zijden van de oliekoelers
en de omgeving van de radiator grondig met perslucht.
Kantel de oliekoelers weer in positie.
4. Plaats de rooster terug en sluit de motorkap.
Figuur 54
1. Oliekoeler messenkooi
2. Radiator
43
1
3. Oliekoeler transmissie