5. Persluchtmethode:
A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het
droge filterelement. Zorg dat de druk niet hoger is
dan 275 kPa (40 psi) om beschadiging van het
element te voorkomen.
B. Houd de spuitmond van de luchtslang minstens
5 cm van het filter en beweeg de spuitmond op en
neer terwijl u het filterelement ronddraait.
Inspecteer het filter op gaten en scheuren door het
filter tegen een felle lichtbron te houden en er
doorheen te kijken.
6. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade.
Controleer het uiteinde van het filter dat moet
aansluiten. Een beschadigd filter mag niet worden
gemonteerd.
7. Plaats het nieuwe filter in het luchtfilterhuis. Zorg
ervoor dat het filter goed afsluit door de buitenring van
het filter aan te drukken tijdens het plaatsen. Druk niet
op het flexibele midden van het filter.
8. Plaats het deksel terug en maak de sluitingen vast.
9. Stel de indicator (Fig. 46) opnieuw in als deze rood is.
Motorolie en filter
Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 be-
drijfsuren; ververs daarna de olie om de 50 bedrijfsuren en
vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren.
1. Verwijder de aftapplug (Fig. 48) en laat de olie in een
opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten
stroomt, plaatst u de aftapplug terug.
Figuur 48
1. Aftapplug motorolie
2. Verwijder het oliefilter (Fig. 49). Smeer een dun laagje
schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze
vastschroeft. Niet te vast draainen.
1
1. Motoroliefilter
3. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren, blz. 22.
Onderhoud van het
brandstofsysteem
Brandstoftank
De brandstoftank moet om de 2 jaar worden afgetapt en
gereinigd. Ook moet de tank worden afgetapt en gereinigd
als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de
machine voor langere tijd gestald gaat worden. Gebruik
schone brandstof om de tank uit te spoelen.
Brandstofleidingen en -verbindingen
Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de
400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage,
beschadigingen of loszittende verbindingen.
1
41
Figuur 49