Parkeerrem afstellen
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld.
1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag).
2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen
moet 70 mm zijn (Fig. 81).
3. Als de lengte moet worden afgesteld, draait u de
contramoer onder de veer los en draait u de moer
direct onder de gaffel aan (Fig. 81). Draai de moer
totdat de lengte correct is. Draai de twee moeren
samen vast en herhaal deze procedure aan de andere
kant van de machine.
4. Draai de moeren naar rechts om de veer korter te
maken en naar links om de veer langer te maken.
5. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog.
6. Meet de afstand tussen de veerbeugel en de stelmoer
onder de veerbeugel. De afstand moet 5–8 mm zijn
(Fig. 81).
7. Als afstelling nodig is, draait u de contramoer direct
boven de taatsroller los. Draai aan de borgmoer onder
de taatsroller totdat de afstand correct is (Fig. 81).
8. Draai de contramoer direct boven de taatsroller vast
(Fig. 81).
Opmerking: Als het niet lukt de afstand op 5–8 mm af te
stellen, verwijdert u een pen uit beide gaffels op de
uiteinden van de remstang. Verstel de lengte van de stang
totdat de afstand 5–8 mm bedraagt, en monteer de
remstang.
1
8
2
3
8
7
Figuur 81
1. Remhendel –
ingeschakeld
2. Remhendel –
uitgeschakeld
3. Veer, 70-mm
4. Contramoer boven
taatsroller
5. Moer onder veerbeugel
56
5
4
6
9
m–7417
6. Taatsroller
7. 5–8 mm
8. Veerbeugel
9. Borgmoer onder
taatsroller
10. Remstang
11. Gaffel