Gleufmoer van wielnaaf
controleren
Controleer de gleufmoer om de 500 bedrijfsuren.
De gleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie
van 170 Nm.
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht
totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Verwijder de borgpen.
4. Draai de gleufmoer vast met een torsie van 170 Nm
(Fig. 64).
5. Controleer de afstand van de onderkant van de gleuf in
de moer tot de binnenrand van de opening. Er mogen
maximaal twee schroefdraden zichtbaar zijn (Fig. 64).
6. Als er meer dan twee schroefdraden zichtbaar zijn,
verwijdert u de moer en plaatst u een ring tussen de
naaf en de moer (Fig. 64).
7. Draai de gleufmoer vast met een torsie van 170 Nm
(Fig. 64).
8. Draai de moer aan totdat de volgende serie gleuven
recht tegenover de opening in de as staan (Fig. 64).
9. Monteer de pen.
4
2
Figuur 64
1. Gleufmoer
2. Maximaal twee
schroefdraden zichtbaar
Maaidek horizontaal stellen in
drie standen
Belangrijk
Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het
maaidek horizontaal te stellen.
De machine instellen
1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
1
3
m–4638
3. Opening in draadstang
4. Ring (indien nodig)
50
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
5. Controleer de spanning van alle vier banden. Indien
nodig, banden oppompen tot 13 psi (90 kPa).
6. Zet het maaidek op de maaihoogte van 76 mm.
7. Controleer de vier kettingen. De kettingen moeten
gespannen zijn.
Als een van de achterste kettingen slap is, moet u de
voorste steunarm aan dezelfde kant lager (losser) zetten.
Zie Schuinstand van het maaidek instellen, blz. 51.
Als een van de voorste kettingen slap is, moet u de
voorste steunarm voor deze ketting hoger (vaster) zetten.
Zie Schuinstand van het maaidek instellen, blz. 51.
Maaidek horizontaal stellen
1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Fig. 65).
2. Meet bij punt B (Fig. 65) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes
(Fig. 66).
3. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer 79
tot 82 mm bedragen.
4. Zet het linker maaimes in de schuinstand (Fig. 65).
5. Meet bij punt C (Fig. 65) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes
(Fig. 66).
6. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer 79
tot 82 mm bedragen.
Vóór
C
Figuur 65
B
m–1078