Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de spanning bij het ventiel om
de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden (Fig. 54). De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Bandenspanning: De banden van de aandrijfwielen en
zwenkwielen moeten een spanning van 90 kPa (13 psi)
hebben.
Figuur 54
1. Ventiel
Onderhoud van het
hydraulische systeem
Hydraulische vloeistof controleren
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof:
Voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart.
Na de eerste 8 bedrijfsuren.
Om de 25 bedrijfsuren.
Type vloeistof: Mobil-1 15W 50 synthetische motorolie of
gelijkwaardige synthetische olie.
Belangrijk
Gebruik de voorgeschreven vloeistof of
een gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen kunnen
schade aan het systeem veroorzaken.
Inhoud van het hydraulische systeem: 3,8 l
Opmerking: De hydraulische vloeistof kunt u op twee
manieren controleren. Als de vloeistof warm is en als de
vloeistof koud is. De keerplaat in de tank geeft twee
niveaus aan, afhankelijk of de vloeistof warm of koud is.
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak en stel de
parkeerrem in werking.
2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de
hydraulische tank (Fig. 55).
3. Verwijder de dop van de vulbuis. Kijk in de vulbuis
om te controleren of er nog vloeistof in het reservoir is
(Fig. 55).
4. Als het reservoir leeg is, moet u dit vullen met
vloeistof totdat het peil de KOUD markering op de
keerplaat bereikt.
5. Laat de machine 15 minuten op een laag toerental
lopen om lucht uit het systeem te verwijderen en de
vloeistof warm te laten worden. Zie Starten en stoppen
van de motor, blz. 22.
1
6. Controleer het peil als de vloeistof warm is. De
vloeistof moet tussen koud en heet staan.
7. Indien nodig moet u de hydraulische tank bijvullen
met vloeistof.
m–1872
Opmerking: Het vloeistofpeil moet aan de bovenkant van
de HEET markering op de keerplaat staan als de vloeistof
heet is (Fig. 55).
8. Plaats de dop op de vulbuis.
2
4
1. Dop
2. Keerplaat
44
1
Figuur 55
3. Peil koude vloeistof – Vol
4. Peil warme vloeistof – Vol
3
m–5615