1
Nummer
Omschrijving
1
Sky view (Luchtweergave) — een visuele representatie
van de positie van gevolgde satellieten.
2
Satellite status (Satellietstatus) — toont de signaalsterkte
en de status van iedere satelliet die is geïdentificeerd in de
luchtweergave links van het scherm. De gekleurde balken
hebben de volgende betekenissen:
• Grijs = zoeken naar satelliet.
• Groen = satelliet in gebruik.
• Oranje = satelliet volgen.
3
Horizontal Dilution of Position (HDOP) — een maat van
GPS-nauwkeurigheid, berekend aan de hand van een aantal
factoren waaronder satellietgeometrie, systeemfouten in de
datatransmissie en systeemfouten in de GPS-ontvanger.
Een hoger getal staat voor een grotere fout in de
positie. GPS-ontvangers hebben normaal gesproken een
nauwkeurigheid van 5 tot 15 m. Als voorbeeld gaan we uit
van een GPS-ontvangerfout van 5 m, in dat geval staat
een HDOP van 2 voor een fout van ongeveer 15 m. Denk
eraan dat een zeer laag HDOP-getal NIET garandeert dat uw
GPS-ontvanger een nauwkeurige positie weergeeft. In geval
van twijfel controleert u de weergegeven scheepspositie in
de kaarttoepassing aan de hand van uw feitelijke afstand tot
een bekend object op de kaart.
Geschatte horizontale positiefout (EHPE) — een
meeteenheid van GPS-nauwkeurigheid, dit geeft aan dat
uw positie zich 67% van de tijd binnen een cirkel van de
opgegeven omvang bevindt.
4
Fix-status — geeft de modus aan die de GPS-ontvanger
rapporteert (Geen fix, Fix, D-fix of SD-fix).
5
Modus — de op dat moment door de GPS-ontvanger
geselecteerde modus.
6
Datum — de datuminstelling van de GPS-ontvanger
is van invloed op de nauwkeurigheid van de
scheepspositie-informatie die wordt weergegeven in de
kaarttoepassing. Om ervoor te zorgen dat uw GPS-ontvanger
en multifunctionele display nauwkeurig overeenkomen met
uw papieren kaarten, dienen ze dezelfde datum te gebruiken.
De nauwkeurigheid van de GPS-ontvanger hangt af van de
hierboven beschreven parameters, in het bijzonder de azimuth-
en elevatiehoeken, die voor een driehoeksbepalingen worden
gebruikt om uw positie te berekenen.
Beginnen
6.5 Sonarcontrole
Waarschuwing: Sonarbediening
• Gebruik de sonar NOOIT als de boot uit het
2
• Raak de voorkant van de transducer NOOIT aan
3
• Als er mogelijk duikers binnen 7,6 m (25
4
De Sonar-toepassing controleren
5
D12204-1
Doe het volgende in de Sonar-toepassing:
1. Controleer het display.
Wanneer de transducer actief is zou u de dieptemeting
moeten kunnen zien in de gegevenscel linksboven in het
display.
water is.
als de sonar aan staat.
ft) van de transducer zijn, moet u de sonar
UITSCHAKELEN.
37