• Als het voertuig in de achteruit gezet wordt,
schakelt het systeem automatisch het
Achteruitrijscherm in.
• Gebruik nooit andere knoppen onder het
Achteruitrijscherm, met uitzondering van
de knoppen voor volume en telefoon.
• Als het voertuig stopt met achteruitrijden,
wordt het scherm hersteld.
Achteruitrijscherm
• De twee lijnen op het beeld zijn
veiligheidslijnen voor achteruitrijden.
• Rood: ca. 0 m - 0,5 m verwijderd;
• Geel: ca. 0,5 m - 1 m verwijderd;
• Groen: ca. 1 m - 3 m verwijderd.
• Het afgebeelde gebied varieert afhankelijk
van de richting van het voertuig en de
wegomstandigheden.
WAARSCHUWING
•
Als het voertuig 10 km/u overschrijdt,
houdt het Parkeerassistentiesysteem op
te functioneren.
•
Zorg dat het werkbereik van de sensoren
vrij van voorwerpen is.
•
Het sensorgebied niet afspoelen of met
stoom reinigen bij het wassen van het
voertuig om sensordefecten te voorko-
men.
Parkeerassistentieschakelaar
• Druk op de Achteruitrijradarschakelaar*
of tik op Infotainment → Dipilot →
Parking Assist → Reversing Radar, om
Parkeerassistentie in of uit te schakelen.
• Als de ontstekingsstatus op OK staat, wordt
EPB uitgeschakeld en Parkeerassistentie
automatisch ingeschakeld.
124
• Er is een alarm als obstakels worden
gevonden die het voertuig omringen
bij inschakeling van het systeem. Er is
geen alarm wanneer het voertuig wordt
uitgeschakeld.
Sensortype
• Als de sensor een obstakel detecteert,
wordt het corresponderende beeld
weergegeven op het infotainment scherm*,
afhankelijk van de plaats van het obstakel
en de afstand daarvan tot het voertuig.
• De sensor meet de afstand tussen het
voertuig en het obstakel als het voertuig
geparkeerd wordt of in een rij gezet wordt,
en communiceert de afstandsinformatie via
het infotainmentscherm en de luidspreker.
Let op de omgeving voor het gebruik van
dit systeem.
(1) Sensor linksvoor*
(2) Sensor rechtsvoor*
(3) Sensor rechtsachter*
(4) (5) Sensoren middenachter*
(6) Sensor linksachter*