4
In [Papiersoort] selecteert u het type papier dat u plaatst.
Selecteer [Normaal Papier] als u normaal papier gebruikt, [Zwaar Papier] als u
zwaar papier gebruikt.
OPMERKING
Als papier sterk omkrult wanneer erop wordt afgedrukt met de instelling [Normaal
•
Papier], selecteert u [Normaal Papier L].
Als de afdrukfixatie onvoldoende is wanneer wordt afgedrukt met de instelling
•
[Zwaar Papier], selecteert u [Zwaar Papier H].
5
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Eigenschappen] te
sluiten.
Afdrukken op aangepast papier
2
2-43