FV-vergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen,
zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte
wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is
voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het
midden van het beeld bevindt. De flitssterkte wordt automatisch
aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt
gewijzigd.
FV-vergrendeling gebruiken:
1
Wijs de functie FV-vergrendeling
toe aan de knop Fn.
Selecteer [FV-vergrendeling] voor
persoonlijke instelling f4
([FUNC.-knop toewijzen] > [FUNC.-knop
indrukken], p. 302).
2
l
Druk op de flitserknop om de flitser
op te klappen.
De ingebouwde flitser wordt opgeklapt
en meteen opgeladen.
3
Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en druk
de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
178
Flitserknop