3
Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een bestaande
beeldinstelling en druk op 2 of
druk op J om verder te gaan
met stap 5 en een kopie van de
gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te
wijzigen.
4
Bewerk de geselecteerde
beeldinstelling.
Zie pagina 151 voor meer
informatie. Als u wijzigingen
ongedaan wilt maken en
opnieuw wilt beginnen vanaf de standaardinstellingen, drukt
u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u
op J.
5
Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen beeldinstelling (C-1–C-9)
en druk op 2.
J
155