19. Herhaal stap 17 en 18 totdat het gewenste subnetmasker is opgegeven.
20. Druk op
21. Druk op
De time-out bij inactiviteit instellen
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
11. Druk op
12. Druk op
13. Druk op
14. Druk op
15. Druk op
16. Druk op
17. Druk op
18. Druk op
19. Druk op
De verbindingssnelheid instellen
De verbindingssnelheid is standaard ingesteld op AUTO. Voer de volgende procedure uit om
een bepaalde snelheid in te stellen:
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
58
Hoofdstuk 3 I/O-configuratie
om de syslog server op te slaan.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
om EIO X te markeren.
om EIO X te selecteren.
om TCP/IP te markeren.
om TCP/IP te selecteren.
om CONFIG.METHODE te selecteren.
om HANDMATIG te markeren.
om HANDMATIG te selecteren.
om HANDM. INST. te markeren.
om HANDM. INST. te selecteren.
om INACTIV.TIME-OUT te markeren.
om INACTIV.TIME-OUT te selecteren.
of
om het aantal seconden voor de time-out bij inactiviteit te verhogen of te
verlagen.
om de time-out bij inactiviteit op te slaan.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O SUBMENU te markeren.
om I/O SUBMENU te selecteren.
om EIO X te markeren.
om EIO X te selecteren.
om LINK-SNELH te markeren.
om LINK-SNELH te selecteren.
NLWW