Het subnetmasker instellen
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
11. Druk op
12. Druk op
13. Druk op
14. Druk op
15. Druk op
16. Druk op
De eerste serie van vier series getallen is gemarkeerd. Elke serie getallen geeft een byte aan
Opmerking
informatie weer en heeft een bereik van 0 tot 255.
17. Druk op
18. Druk op
19. Herhaal stap 17 en 18 totdat het gewenste subnetmasker is opgegeven.
20. Druk op
21. Druk op
De standaardgateway instellen
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
56
Hoofdstuk 3 I/O-configuratie
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
om EIO X te markeren.
om EIO X te selecteren.
om TCP/IP te markeren.
om TCP/IP te selecteren.
om CONFIG.METHODE te selecteren.
om HANDMATIG te markeren.
om HANDMATIG te selecteren.
om HANDM. INST. te markeren.
om HANDM. INST. te selecteren.
om SUBNETMASKER te markeren.
om SUBNETMASKER te selecteren.
of op de
om het getal te verhogen of te verlagen voor de eerste byte van
het subnetmasker.
om naar de volgende serie getallen te verspringen. (Druk op
vorige reeks getallen te gaan.)
om het subnetmasker op te slaan.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
om EIO X te markeren.
om EIO X te selecteren.
om TCP/IP te markeren.
om TCP/IP te selecteren.
om CONFIG.METHODE te selecteren.
om naar de
NLWW