5 TRIGGER MODE
U kunt instellen hoe de omhulling werkt in reactie tot een trigger. Dit kan worden geselecteerd uit twee opties: [One Shot] en [GATE].
One Shot:
[A] l [H] l [R] worden gepasseerd met de aan-trigger, onafhankelijk van de tijd dat de performance-pad wordt ingedrukt.
GATE:
[A] l [H] l [R] worden gepasseerd zolang de performance-pad wordt ingedrukt. Als [H] is [INFINITY], beweegt naar [R] met de uit-trigger.
Dit is geschikt voor synthesizergeluid en ander aanhoudend geluid.
6 SETTING
De AMP ENVELOPE-instellingen kunnen worden gewijzigd.
[Retrigger]:
De werking van AMP ENVELOPE met betrekking tot verschillende speciale triggers, kan worden ingesteld.
[Attack Curve]:
De curve van ATTACK kan worden gewijzigd. Hij kan worden gewisseld naar [Linear] of [Curve].
[Release Curve]:
De curve van RELEASE kan worden gewijzigd. Hij kan worden gewisseld naar [Linear] of [Curve].
7 SYNC
U kunt instellen of de werking van ENVELOPE moet worden gekoppeld aan de BPM of niet.
Standaard is UIT.
38
Nl