2 Stel de BPM-waarde in.
De BPM-waarde kan op de volgende twee manieren worden ingesteld.
! Tik minimaal twee keer met een vinger [TAP] in maat met de
kwartnoten.
— De gemiddelde waarde van de tussenpozen waarmee de [TAP]-
toets werd aangetikt, wordt ingesteld als de BPM.
! Tik om het BPM-schermgedeelte te selecteren en draai dan aan de
draaiknop.
— De BPM-waarde wordt gewijzigd.
— Als aan de draaiknop wordt gedraaid terwijl de [SHIFT]-knop
wordt ingedrukt, kan de BPM worden ingesteld in stappen
van 0,1.
Het patroon veranderen
1 Druk op de toets [PATTERN].
Het toestel gaat over naar de patroonoverschakelmodus en de knop
[PATTERN] licht wit op. De 16-stappentoetsen branden tijdens de
patroonoverschakelmodus in de kleur van de huidige scène.
! Een scène kan 16 patronen bevatten. Elk patroon wordt toegewe-
zen aan een van de 16-stappentoetsen.
! Alle patronen met een opgenomen sequentie worden gedimd,
alle patronen zonder een opgenomen sequentie zijn uit, en de
huidige scène is volledig verlicht.
2 Druk op een 16-stappentoets met een opgenomen
sequentie.
Het patroon dat bij de ingedrukte 16-stappentoets hoort, wordt
afgespeeld.
! De timing voor het schakelen tussen patronen komt overeen met
de waarde PATTERN QUANTIZE die is opgegevenbij UTILITY.
! De ingedrukte 16-stappentoets knippert tijdens de
patroonoverschakeling.
! U verlaat de patroonoverschakelmodus door te drukken op de
knop [PATTERN].
De scène veranderen
1 Druk op de toets [SCENE].
Het apparaat gaat over naar de scène-overschakelmodus en de knop
[SCENE] licht wit op. De 16-stappentoetsen branden tijdens de scè-
ne-overschakelmodus in de kleuren van de scène.
! Een project kan 16 scènes bevatten. Elk scène wordt toegewezen
aan een van de 16-stappentoetsen.
! Alle patronen met een opgenomen sequentie worden gedimd,
alle patronen zonder een opgenomen sequentie zijn uit, en de
huidige scène is volledig verlicht.
2 Druk op een 16-stappentoets met een opgenomen
sequentie.
De scène wordt geselecteerd en het apparaat gaat over naar de status
voor het selecteren van een patroon in deze scène.
! Voor meer informatie over het veranderen van het patroon, ga
naar Het patroon veranderen.
! U verlaat de scène-overschakelmodus door te drukken op de
knop [SCENE].
! Als de modus wordt verlaten zonder het patroon te wisselen,
keert de scène terug naar het patroon dat onmiddellijk ervoor is
geselecteerd.
12
Nl
De lengte van een patroon wijzigen
1 Druk op de [PATTERN]-toets terwijl je de [SHIFT]-toets
ingedrukt houdt.
Het toestel gaat over naar de patroonlengte-instellingsmodus
en de knop [PATTERN] licht wit op. De 16-stappentoetsen luch-
ten wit op en de maatselectietoetsen lichten blauw op tijdens de
patroonlengte-instellingsmodus.
! Een patroonlengte van minimaal 8 stappen tot maximaal 64
stappen kan worden ingesteld.
2 Druk op een maatselectietoets.
Stel de lengte van het patroon in op maatniveau. De maatselectietoetsen
van maatselectietoets [1] tot de ingedrukte maatselectietoets lichten
blauw op.
! Als u op de [PATTERN]-toets drukt, eindigt de
patroonlengte-instellingsmodus.
Een sample in een muziekstuk laden
1 Tik op het muziekstuk waarin u de sample wilt laden,
en tik er opnieuw op terwijl het geselecteerd is.
Het muziekstukmenuscherm verschijnt.
! U kunt het muziekstukmenuscherm ook openen door de draaiknop
te draaien en een muziekstuk te selecteren, en dan op de draaiknop
te drukken.
2 Tik op [BROWSE].
Het bladerscherm verschijnt. In het bladerscherm kunt u naar samples
zoeken en samples in muziekstukken laden.
! U kunt het bladerscherm ook openen door de draaiknop te draaien
en [BROWSE] te selecteren, en dan op de draaiknop te drukken.