Gebruik van de aanraakstripfunctie
Gebruik van PITCH
1 Druk op de [MODE]-toets om [PITCH] te selecteren.
[PITCH] van de [MODE]-indicatoren licht op.
! Elke druk op de [MODE]toets verandert de [MODE]-indicator
in de volgorde [PITCH] l [REPEAT] l [USER1] l [USER2] l
enzovoorts.
2 Houd de performance-pad ingedrukt die de sample
heeft waarvan u de toegewezen toonhoogte wilt
wijzigen.
Het samplegeluid dat is toegewezen aan de performance-pad wordt
afgespeeld.
3 Tik op de aanraakstrip om de parameter te wijzigen.
De toonhoogte van het samplegeluid wijzigt afhankelijk van de positie
die is aangeraakt op de aanraakstrip. Ook licht de aanraakstripindicator
op van de positie die is aangetikt op de aanraakstrip.
! Het bereik voor het veranderen van de toonhoogte met de aanraak-
strip is als volgt.
Helemaal beneden: -2 halve tonen
Helemaal boven: +2 halve tonen
! Als op een performance-pad wordt gedrukt vanuit het aantikken van
de aanraakstrip, wordt de toonhoogte ook gewijzigd.
! Het effect van het gebruik van de aanraakstrip werkt alleen als u
een performance-pad in blijft drukken. Het kan niet in een sequentie
worden gebruikt.
Gebruik van REPEAT
1 Druk op de [MODE]-toets om [REPEAT] te selecteren.
[REPEAT] van de [MODE]-indicatoren licht op.
! Elke druk op de [MODE]toets verandert de [MODE]-indicator
in de volgorde [PITCH] l [REPEAT] l [USER1] l [USER2] l
enzovoorts.
2 Houd de performance-pad ingedrukt die de
sample heeft waarvan u wilt dat deze herhaald wordt
afgespeeld.
Het samplegeluid dat is toegewezen aan de performance-pad wordt
afgespeeld.
3 Tik op de aanraakstrip om de parameter te wijzigen.
Het samplegeluid speelt herhaald af afhankelijk van de positie die is
aangetikt op de aanraakstrip. Ook licht de aanraakstripindicator op van
de positie die is aangetikt op de aanraakstrip.
! Het bereik voor de herhaalinterval met gebruik van de aanraakstrip is
als volgt.
1/4 beat (kwartnoot)1/8 beat (achtste noot)1/16 beat (zestiende
noot)1/32 beat (tweeëndertigste noot)
! Als op een performance-pad wordt gedrukt vanuit het aantikken van
de aanraakstrip, wordt het samplegeluid herhaald afgespeeld.
! Het effect van het gebruik van de aanraakstrip werkt alleen als u
een performance-pad in blijft drukken. Het kan niet in een sequentie
worden gebruikt.
4 Verander de kracht die wordt toegepast op de
performance-pad.
Het samplevolume verandert afhankelijk van de toename of afname in
kracht die wordt toegepast op de performance-pad. Als harder wordt
gedrukt, neemt het volume toe en als zachter wordt gedrukt, neemt het
volume af.
De GEBRUIKERS-instelling gebruiken
1 Druk op de [MODE]-toets om [USER1] of [USER2] te
selecteren.
[USER1] of [USER2] van de [MODE]-indicatoren licht op.
! Elke druk op de [MODE]toets verandert de [MODE]-indicator
in de volgorde [PITCH] l [REPEAT] l [USER1] l [USER2] l
enzovoorts.
2 Stel de parameters in die moeten worden gewijzigd
met [USER1] of [USER2].
Configureer de instellingen van de parameters in het TOUCH STRIP
SETTING (USER1)-scherm of TOUCH STRIP SETTING (USER2)-scherm.
= De track wisselen (TRACK-modus) (p. 13 )
3 Houd de performance-pad ingedrukt die de sample
heeft waarvan u de toegewezen parameter wilt
wijzigen.
Het samplegeluid dat is toegewezen aan de performance-pad wordt
afgespeeld.
4 Tik op de aanraakstrip om de parameter te wijzigen.
Het samplegeluid verandert afhankelijk van de positie die is aangetikt op
de aanraakstrip. Ook licht de aanraakstripindicator op van de positie die
is aangetikt op de aanraakstrip.
! Als op een performance-pad wordt gedrukt vanuit het aantikken van
de aanraakstrip, wordt het samplegeluid herhaald afgespeeld.
! Het effect van het gebruik van de aanraakstrip werkt alleen als u
een performance-pad in blijft drukken. Het kan niet in een sequentie
worden gebruikt.
Gebruik van HOLD
1 Druk op de toets [HOLD].
De [HOLD]-toets licht op.
2 Tik de aanraakstrip aan.
Er wordt vastgehouden en de aanraakstripindicator licht op op de positie
waarop de aanraakstrip het laatst is aangetikt.
! Als de modus wordt gewisseld, wordt vasthouden geannuleerd en
gaat de [HOLD]-toets uit.
Het analoge filter gebruiken
Gebruik de knoppen om uw geluid te vormen – door de drive, grens en
resonantie te bewerken – en echte analoge warmte toe te voegen.
1 Druk op de toets [ACTIVE].
Het analoge filtereffect wordt ingeschakeld (geactiveerd). In de actieve
status licht de knop rood op.
2 Draai aan de [LOW PASS CUTOFF]-regelaar.
De grensfrequentie van het laagdoorlaatfilter wordt gewijzigd.
! Als u de regelaar tegen de wijzers van de klok in draait, wordt de
grensfrequentie lager, en als u hem met de wijzers van de klok mee
beweegt, wordt de grensfrequentie hoger.
3 Draai aan de [LOW PASS RESONANCE]-regelaar.
De resonantie van het laagdoorlaatfilter wordt gewijzigd.
! Als u de regelaar tegen de wijzers van de klok in draait, wordt de
resonantie van geluid nabij de grensfrequentie verminderd, en in de
andere richting wordt de resonantie verhoogd.
4 Draai aan de [HIGH PASS CUTOFF]-regelaar.
De grensfrequentie van het hoogdoorlaatfilter wordt gewijzigd.
! Als u de regelaar tegen de wijzers van de klok in draait, wordt de
grensfrequentie lager, en als u hem met de wijzers van de klok mee
beweegt, wordt de grensfrequentie hoger.
15
Nl