scherm schakelen door het te selecteren met de draaiknop en dan
de draaiknop in te drukken.
De status van de wijziging van elke stap die is ingesteld in het
SEQUENCE-scherm wordt weergegeven in een klein venster in de
toets.
! De timing verandert voor elke stap en een groep wordt gecreëerd
in het SEQUENCE-scherm, maar als deze wijzigingen worden
ingesteld, wordt elke stap met een gewijzigde timingrichting
afwijkend van de schaalindicatie weergegeven.
5 BROWSE
U kunt naar het BROWSE-scherm schakelen door het te selecteren
met een tik en dan opnieuw te tikken. Ook kunt u naar het scherm
schakelen door het te selecteren met de draaiknop en dan de draai-
knop in te drukken.
6 SAMPLING/EDIT
U kunt naar het SAMPLING/EDIT-scherm schakelen door het te
selecteren met een tik en dan opnieuw te tikken. Ook kunt u naar het
scherm schakelen door het te selecteren met de draaiknop en dan
de draaiknop in te drukken.
Over moduleweergave
Moduletoetsen worden gemarkeerd als een 16-stappentoets of een stap
inclusief gemoduleerde parameters wordt ingedrukt.
1 Hieronder volgt een voorbeeld van als stapmodulatie wordt
uitgevoerd voor [PITCH] (in PLAYBACK) en [ATTACK] (in
AMP ENVELOPE).
2 Houd de 16-stappentoets van een stap met een gemoduleerde para-
meter ingedrukt.
3 De moduletoets wordt gemarkeerd en de parameternaam is omslo-
ten door een omlijsting zolang de toets wordt ingedrukt.
Trackattribuut wijzigingstoets
SAMPLE
Deze modus is voor het afspelen van een audiosample of een geluids-
bron die gesampled is. Als er geen geluidsbron is toegewezen aan een
track, wordt [----] weergegeven in het samplenaamveld.
Als de [BROWSE] of [SAMPLING/EDIT]-toets wordt ingedrukt en een
sample wordt toegewezen in het scherm van de wisselbestemming,
wordt de geluidsbron ingesteld voor de track. Als u de geluidsbron zelf
verder wilt afstellen, drukt u op de [SAMPLING/EDIT]-toets om te wisse-
len naar het EDIT-scherm.
[PLAYBACK], [AMP ENVELOPE], [FX 1] en [SEQUENCE] zijn allemaal
toetsen, en er wordt een miniatuur weergegeven in een klein venster in
de toets in overeenstemming met de waarden die zijn ingesteld in het
scherm van de wisselbestemming.
THRU
INPUT MONITOR
Een externe ingang kan worden toegewezen aan een track om een effect
toe te passen.
Stel [INPUT LEVEL]-bediening af op het achterpaneel van het toestel en
het volume van het bronapparaat terwijl u kijkt naar INPUT MONITOR.
Als op dat moment de [SOFT LIMIT]-toets (wisselend AAN/UIT) wordt
ingedrukt, wordt de limiteringang in de ingangsfase ingeschakeld om
onnodige clipping te verminderen.
BYPASS
De track kan worden uitgevoerd door het omzeilen van
[AMP ENVELOPE] en [FX]. Standaard is UIT.
31
Nl