3 Tik op [FILTER TYPE] en selecteer [FOLDER].
De details over het interne geheugen en het USB-apparaat worden
aan de rechterzijde van het aanraakscherm in een boomstructuur
weergegeven.
4 Draai de draaiknop en selecteer de sample die u wilt
laden, en druk dan op de draaiknop.
De sample wordt in het muziekstuk geladen, en de naam van de geladen
sample wordt rechtsboven in het scherm getoond.
! Als u op een geselecteerde map op de draaiknop drukt, wordt de
map geopend of gesloten.
! Als u de draaiknop draait terwijl u de knop [SHIFT] ingedrukt houdt,
wordt de focus van map naar map verplaatst (de lijnen van sample-
bestanden worden overgeslagen).
De performance-pads gebruiken
Een samplegeluid afspelen
1 Druk op de [SLICE]-knop om de functie uit te
schakelen.
De [SLICE]-knop wordt uitgeschakeld.
2 Druk op de [SCALE]-knop om de functie uit te
schakelen.
De [SCALE]-knop wordt uitgeschakeld.
3 Tik op de performance-pad.
Het sample dat is toegewezen aan elke performance-pad wordt
afgespeeld.
Een optreden opnemen (dynamische
opname)
1 Druk op de toets [k].
De knop [k] licht rood op en opnemen is ingeschakeld.
2 Druk op de toets [d].
De knop [d] licht groen op en de sequence wordt afgespeeld terwijl
opnemen is ingeschakeld.
3 Tik op de performance-pads om triggers op te nemen.
Een trigger wordt opgenomen op het moment waarop u de pad aanraakt.
De stappentoets waarnaar de trigger is ingevoerd, licht op of knippert in
de kleur van het muziekstuk.
De bedieningsmodi van de performance
pads gebruiken
Er zijn voer bedieningsmodi beschikbaar.
De track wisselen (TRACK-modus)
De track die hoort bij een performance pad kan worden gewisseld door
de [TRACK]-toets in te drukken.
1 Druk op de toets [TRACK].
De [TRACK]-toets licht wit op.
2 Druk op de performance pad die hoort bij de track
waarnaar u wilt wisselen.
De track die hoort bij de ingedrukte performance pad wordt ingesteld als
huidige track.
3 Druk weer op de [TRACK]-toets.
De [TRACK]-toets gaat uit en de trackselectiemodus eindigt.
Een track dempen (MUTE-modus)
De track die hoort bij een performance pad kan worden gedempt door de
[MUTE]-toets in te drukken.
1 Druk op de toets [MUTE].
De [MUTE]-toets licht wit op.
2 Druk op de performance pad die hoort bij de track die
u wilt dempen.
De performance pad die hoort bij de gedempte track wordt
uitgeschakeld.
! Dempen kan tegelijkertijd worden ingesteld voor meerdere tracks.
! Druk om dempen te annuleren weer op de performance pad die
hoort bij de gedempte track.
! Als een performance pad wordt ingedrukt terwijl de [SHIFT]-toets
wordt ingedrukt, worden de tracks die niet bij die pad horen,
gedempt. Als u deze handeling opnieuw uitvoert, wordt dempen voor
allemaal geannuleerd.
3 Druk weer op de [MUTE]-toets.
De [MUTE]-toets gaat uit en de dempingsmodus eindigt.
Een segmentoptreden afspelen (SLICE-modus)
Gesegmenteerde samplegeluiden die horen bij performance pads kun-
nen worden afgespeeld door de [SLICE]-toets in te drukken.
1 Selecteer de track met de sample waarvoor u een
toegewezen segmentoptreden wilt afspelen.
= De track wisselen (TRACK-modus) (p. 13 )
2 Druk op de toets [SLICE].
De [SLICE]-toets licht wit op.
! De sample wordt gesegmenteerd in 16 segmenten en de segmenten
worden in volgorde toegewezen aan de performance pads.
3 Tik op de performance-pad.
Het sample dat is toegewezen aan elke performance-pad wordt
afgespeeld.
4 Druk weer op de [SLICE]-toets.
De [SLICE]-toets gaat uit en de segmentoptreedmodus eindigt.
13
Nl