2 START/END POINT
Het bereik dat wordt afgespeeld als een performance-pad wordt
geraakt, kan worden ingesteld.
3 Afspeelpositie
Geeft de huidige afspeelpositie weer.
4 LOOP START POINT
Het bereik dat herhaald wordt afgespeeld als TRIGGER MODE van
de track is [LOOP One Shot] of [LOOP GATE], kan worden ingesteld.
Het lusbereik wordt gemarkeerd.
5 START/LOOP START/END-cursors
Als [GRID SNAP] is AAN, beweegt het bereik naar het GRID.
Het afspeelbereik kan definitief worden ingesteld met de
parameterafstelknoppen.
Algeheel golfvorm-schermgebied
Geeft de algehele golfvorm van het toegewezen sample weer. Het
afspeelbereik is omsloten door een omlijsting en het lusbereik wordt
gemarkeerd.
Als het gebied is ingezoomd en wordt aangetikt, springt de weergavepo-
sitie naar de plek die is aangetikt.
1 Draai aan de draaiknop om in te zoomen.
De golfvorm wordt vergroot.
2 Tik op de linkerzijde van de algehele golfvorm (rode
gedeelte).
Het weergavebereik verplaatst.
36
Nl
GRID SNAP-knop
Als [GRID SNAP] is ingeschakeld, kan de positie van [START], [END],
enz. worden ingesteld met gebruik van de GRID-positie-eenheid die is
gespecificeerd in [SET SLICE].
Als [GRID SNAP] is UIT, verschijnt het GRID dun.
Als [GRID SNAP] is AAN, verschijnt het GRID dik.
REVERSE-knop
Omgekeerd afspelen kan worden ingeschakeld.
Als dit AAN is, wordt de afspeelrichting omgedraaid.
Tik op [REVERSE].
Omgekeerd afspelen wordt uitgevoerd.