8.8
Na biopsie
1.
2.
3.
4.
8.9
2D-draadlokalisatieprocedure
Opmerking
Het is belangrijk om te controleren of de naaldgegevens in het systeem worden
ingevoerd. U controleert dit door naar het scherm Biopsieapparaten te gaan en te
controleren of de naald in de lijst staat. Als de naald moet worden toegevoegd, moet het
naaldvalidatieproces worden uitgevoerd voordat u de procedure uitvoert. Neem
contact op met de productondersteuning voor het naaldvalidatieproces.
Opmerking
Zorg dat het biopsieapparaat zich buiten het beeldvormingsgebied bevindt.
Opmerking
De totale targetingnauwkeurigheid is gelijk aan de gecombineerde
targetingnauwkeurigheid van de biopsie-armregelmodule en het biopsieapparaat.
Wanneer u het biopsieapparaat gebruikt, zal de maximale afwijking van het coördinaat
van het doel niet meer zijn dan 2 mm van elke kant.
Het systeem en de patiënt voorbereiden:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
MAN-06080-1502 revisie 002
Gebruikershandleiding Affirm vooroverliggend biopsiesysteem
Plaats indien gewenst een biopsieplaatsmarker.
Verwijder het biopsiehulpmiddel van de borst.
Verwerf beelden indien nodig.
Hef de compressie op.
Open de patiëntprocedure op het verwervingswerkstation.
Plaats de patiënt en bereid deze voor.
Verkrijg een scoutbeeld met behulp van de automatische AEC-modus.
Verwerf een stereo-paar beelden.
Selecteer het biopsieapparaat (naald) uit de vervolgkeuzelijst.
Richt op de laesie of de klem.
Bekijk het biopsiestadiumpictogram om te bevestigen dat u de naald kunt plaatsen.
Maak het doel en bevestig de verzending naar de biopsieregelmodule.
Plaats de juiste naaldgeleiders op de naaldgeleiderhouders.
Hoofdstuk 8: Biopsie
Pagina 89