Hoofdstuk 14: Definitie van gebruikelijke trainingstermen
Uitputting of respons
1. Een indirecte meting van de trainingsintensiteit, zoals de cardiovasculaire (d.i. hartslag), metabolische
of psychologische respons op een gegeven vermogenoutput. 2. Een meting van de totale trainings-
belasting of geleverde arbeid die gebaseerd is op de respons van een persoon op een training of een
oefeningenreeks i.p.v. op de arbeid zelf. 3. Een index van het effect dat een bepaald vermogenoutput-
patroon of -verdeling of belasting op een gegeven persoon heeft en dat analoog is met een verkillings-
factor of een hittebelastingsindex. 4. Een composietvoorstelling van de moeilijkheid van een rit of een
training die gebaseerd is op indirecte metingen van de trainingsintensiteit i.p.v. directe metingen.
5. Een composietvoorstelling van de trainingsintensiteit gebaseerd op een manipulatie van de
werkelijke of directe vermogenmeting.
Belasting of stimulus
1. Een directe meting van de trainingsintensiteit, zoals de vermogenoutput. 2. De totale geleverde
arbeid in KJoule™s, berekend uit directe vermogenoutputmetingen.
Belasting-tot-uitputtingsindex
1. De verhouding tussen de werkelijk geleverde arbeid berekend uit directe vermogenmetingen en de
geleverde arbeid berekend uit ervaren mate van inspanning. In theorie geeft een index van 1.0 aan dat
de ervaren mate van inspanning overeenkomt met de werkelijkheid. Een index onder 1.0 geeft aan dat
de wielrenner de inspanning als eenvoudiger ervaart dan in werkelijkheid. Ten slotte geeft een index
boven 1.0 aan dat de wielrenner de inspanning als moeilijker ervaart dan in werkelijkheid. De index
biedt ons de mogelijkheid om de werkelijke belasting tot de uitputting van een atleet te verhouden.
De index geeft ons dus een beter inzicht in hoe een bepaalde hoeveelheid arbeid de wielrenner
beïnvloedt. Als de index onder 1.0 ligt, dan is er een minimale beïnvloeding. Er is een sterke beïnvloeding
als de index boven 1.0 ligt.
Supramaximale zone
1. Een heel korte, extreme inspanning die de vermogenoutput voor het bereiken van uw VO2 max of
uw maximale zone overstijgt. 2. Een trainingsintensiteit die bijna volledig afhangt van de anaerobische
stofwisseling van opgeslagen ATP, fosfagenen en koolhydraten. 3. Een extreme inspanning die
1 seconde tot 2 minuten duurt.
Draaimoment
1. Een kracht die via een draaiende as wordt toegepast op een punt dat van die as verwijderd is. 2. Een
draaiende kracht. 3. Kracht x Afstand. 4. Vermogen gedeeld door hoeksnelheid.
Pagina gebruikersgids Joule™ 3.0 83