Hoofdstuk 6: Sensors
Uitrijkalibratie van de CycleOps PowerBeam Pro-trainer
De weerstandsunit van de CycleOps PowerBeam Pro wordt in de fabriek gekalibreerd. Zo kan de
unit nauwkeurig vermogen meten met behulp van een gelijkaardige technologie als die van een
PowerTap. De rolweerstand wordt in elke afzonderlijke weerstandsunit gekalibreerd, maar kan
variëren naargelang het bandentype, de bandendruk, de klemdruk en andere omstandigheden.
Om de meest nauwkeurige resultaten te behalen, volgt u de onderstaande richtlijnen:
• Voer de hieronder beschreven handmatige kalibratie uit.
• Pomp uw banden op tot de normale druk.
• B evestig de fiets volgens de instructies in de gebruikshandleiding van de PowerBeam Pro-
trainer.
• K lem de weerstandsunit op de achterband volgens de instructies in de gebruikershandleiding
van de PowerBeam Pro-trainer.
• G ebruik gladde banden voor mountainbikes. Knobbelige banden zijn lawaaierig en leiden tot
onnauwkeurigheden.
1. Alvorens aan de kalibratieroutine te beginnen, warmt u de PowerBeam Pro en de banden even op door
gedurende vijf minuten op de trainer te fietsen.
1. Druk kortstondig op [MODE] totdat de menumodus wordt weergegeven.
3. Druk kortstondig op de [JOYSTICK] om "Sensors" te selecteren.
4. Beweeg de [JOYSTICK] omhoog/omlaag om "RU Sensor" (RU-sensor) te selecteren. Druk kortstondig op de
[JOYSTICK] om uw selectie te bevestigen.
5. Beweeg de [JOYSTICK] omhoog/omlaag om de actieve "RU Sensor" (RU-sensor) te selecteren. Opmerking:
De actieve RU-sensor wordt aangeduid door een kardinaalteken naast de naam in de lijst met RU-sensors. Druk
kortstondig op de [JOYSTICK] om uw selectie te bevestigen.
6. Beweeg de [JOYSTICK] omhoog/omlaag om "Calibration" (Kalibratie) te selecteren. Beweeg de [JOYSTICK]
omhoog/omlaag om "Calibration" (Kalibratie) te selecteren.
7. Beweeg de [JOYSTICK] omhoog/omlaag om "Roll Down" (Uitrijden) te selecteren. Druk kortstondig op de
[JOYSTICK] om uw selectie te bevestigen.
Pagina gebruikersgids Joule™ 3.0 56