De volgende drukbeperkingen zijn toepasselijk voor TopLobe-pompen
Pomptype
TL1/0039
TL1/0100
TL1/0139
TL2/0074
TL2/0234
TL2/0301
TL3/0234
TL3/0677
TL3/0953
TL4/0535
TL4/2316
TL4/3497
12.2.1 Algemene beschrijving
Het is kenmerkend voor alle SPX-veiligheidskleppen dat de klepkop rechtstreeks in het pompdeksel
is ingebouwd. Zo heeft de klep het beste hygiënische ontwerp en kan hij gemakkelijk worden
gereinigd of gecontroleerd. De kop is ontworpen om een optimale doorstroming van de vloeistof toe
te laten, om het drukverlies tot een minimum te beperken en er tevens vaste deeltjes door te laten
gaan . Wanneer de klepkop opent, creëert deze een verbinding tussen de afvoer- en zuigzijde van
de pomp. Op de kleppen die luchtgeopend worden, kan de klepkop worden geopend om zo een
perfekte doorgang te verlenen voor CIP- of SIP-reiniging.
De klepkop bedekt een deel van de zuig- en perszijde van de pomp, alsook een groot deel van de
voorzijde van de rotors. De drukverdeling in deze ruimte hangt af van de eigenschappen van de
vloeistof.
Het drukverschil op de pomp beïnvloedt de belasting op de klepkop. De ingestelde waarde van
de veer- of luchtdruk balanceert de klepkop. De eigenschappen van de vloeistof en het proces
beïnvloeden de belasting op de klepkop. Daarom wordt de klep niet in de fabriek is ingesteld. De
openingsdruk van de veiligheidsklep is af fabriek ingesteld op 0 bar. De instelling van de klep hangt
dus af van de werkomstandigheden waarvoor pomp en klep werden geselecteerd.
Wanneer het drukverschil van de pomp hoger wordt dan de klepinstellingen, wordt de klepkop
geopend. Door de grote diameter van de klepkop kan het volle debiet van de pomp door de klep
teruggaan van de pers- naar de zuigzijde. Met de correcte instelling is het onmogelijk om de pomp
aan een te hoge druk bloot te stellen.
Als de pomp tegen een gesloten afvoerklep werkt, circuleert de vloeistof in de pomp via de
veiligheidsklep.
De hydraulische kracht en het wrijvingsverlies worden omgezet in thermische energie, en zal de
temperatuur van dit relatief kleine volume van circulerende vloeistof stijgen als de pomp gedurende
lange tijd blijft werken. In ernstige gevallen kan dit resulteren in temperaturen die de bedrijfslimieten
van de pomp overschrijden of in verdamping van de vloeistof. Beide gevallen dienen te worden
vermeden. Om deze redenen moet de klep alleen worden gebruikt als veiligheidsklep en niet als
stromingregelklep.
Wanneer de klep wordt geactiveerd, vindt een onvoorziene omstandigheid plaats. De reden voor
de stijging van de druk moet worden onderzocht en verholpen, aangezien continue werking van de
pomp met de klep open niet geoorloofd is en ernstige schade aan de pomp kan veroorzaken.
In geen geval mag men een veiligheidsklep demonteren wanneer de veerdruk niet is ontlast, wanneer
de klep nog steeds aangesloten is op perslucht of is gemonteerd op de pomp terwijl de pomp werkt.
Dit kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of schade aan de pomp.
A.0500.252 – IM-TL/15.00 NL (12/2011)
Max.
Max. drukverschil
bedrijfsdruk
[bar]
[bar]
22
25
12
15
7
10
22
25
12
15
7
10
22
25
12
15
7
10
22
25
12
15
7
10
95