•
Probeer geen onderhoudswerkzaamheden aan de pomp of pompgroep uit te voeren, of
deze te demonteren, voordat u zeker weet dat de stroomschakelaar van de aandrijfunit
(elektrisch, hydraulisch of pneumatisch) geblokkeerd is en niet ingeschakeld kan worden. Maak
overstortkleppen en/of het spoelsysteem voor asafdichtingen drukloos en spoel deze/dit door.
Controleer of eventuele andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld en losgekoppeld. Laat
de pomp en de onderdelen afkoelen totdat hiermee veilig kan worden omgegaan.
•
Probeer geen veiligheids/overstortklep te demonteren waarvan de veerdruk niet is ontlast,
aangesloten is op een onder druk staande gas/luchttoevoer, of die op een werkende pomp is
bevestigd. Ernstig lichamelijk letsel en/of beschadigingen aan de pomp kunnen daarvan gevolg
zijn.
•
Probeer nooit het rotordeksel, de aansluitingen op de pomp, de asafdichtingshuizen, de druk/
temperatuurcontrolemechanismen of andere onderdelen los te maken of te verwijderen, voordat
u zeker weet dat zoiets niet leidt tot het ontsnappen van onder druk staande media, waardoor
gevaar kan ontstaan
•
De pomp moet zo worden geïnstalleerd dat routine-onderhoudswerkzaamheden en inspecties
(controle op lekkage, verversen van smeermiddelen, controle van de druk, enz.) veilig kunnen
worden uitgevoerd. Bovendien moet er voldoende ventilatie zijn om oververhitting te voorkomen.
•
Pompen en/of aandrijfgroepen kunnen onder ongunstige bedrijfsomstandigheden
geluidsniveaus van meer dan 85 dB (A) produceren. Indien nodig moet gehoorbescherming
worden gedragen. Zie de grafiek m.b.t. geluidsniveaus, "Sectie 3.6".
•
Vermijd contact met hete delen van de pompen of aandrijfgroepen, omdat hierdoor lichamelijk
letsel kan ontstaan. Wanneer het oppervlak van het geheel warmer wordt dan 60°C, moet dit
worden gemarkeerd met een waarschuwingsbord "heet oppervlak". Bedrijfsomstandigheden met
slecht geïnstalleerde of slecht onderhouden temperatuurcontrole-mechanismen (voorzien van
een mantel, elektrisch verwarmd, enz.) kunnen leiden tot een abnormaal hoge temperatuur van
de pompen en/of aandrijfgroepen.
•
Bij het reinigen, handmatig volgens de CIP-methode, moet de operator ervoor zorgen dat de
juiste procedure wordt gebruikt. Tijdens een CIP-reinigingscyclus wordt een pompverschildruk
tussen 2 en 3 bar aangeraden, zodat de juiste snelheden in de pompkop worden bereikt. De
buitenkant van de pompen moet regelmatig worden gereinigd.
De pompen moeten altijd in overeenstemming met de geldende nationale en plaatselijke
gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten geïnstalleerd en bediend worden. De
pompen moeten volledig van de leidingen en de aandrijfmotor worden losgekoppeld voordat
onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Bij gevaarlijke producten moeten het systeem en de
pomp worden afgetapt. Gebruik de pomp nooit zonder rotordeksel.
Volg altijd alle geldende veiligheidsvoorschriften bij het handmatig reinigen van de pomp:
•
De aandrijfgroep moet zo worden uitgeschakeld dat deze niet kan worden gestart.
•
Alle door perslucht gestuurde overstortkleppen moeten worden gesloten en drukloos worden
gemaakt.
•
De aansluitingen bij gespoelde mechanische asafdichtingen moeten gesloten en drukloos zijn.
•
De pomp en de leidingen moeten afgetapt worden en drukloos gemaakt.
Apparatuur die onjuist is geïnstalleerd, op een gevaarlijke manier wordt bediend, of slecht is
onderhouden, vormt een mogelijk gevaar. Wanneer alle redelijke veiligheidsvoorschriften niet worden
opgevolgd, kunnen ernstig lichamelijk letsel en materiele schade het gevolg zijn.
10
A.0500.252 – IM-TL/15.00 NL (12/2011)