7.3.2.2. Sluiten van het accuvak
De volgende handelingen moeten worden uitgevoerd om het vak te sluiten, zodra het onderhoud voltooid is:
-
Plaats het deksel (C) op het accuvak en zet het vast met de lobbenknoppen (B).
-
Schuif de motorkap (A) zijwaarts in de richting van de wagen.
-
Haak het accuvak vast aan de wagen met behulp van de haak (D).
7.3.2.3. Onderhoud van de accu
Bij normaal gebruik is de hoeveelheid water die verbruikt wordt zodanig dat het bijvullen één keer in de week gedaan kan
▪
worden.
De accu moet met gedistilleerd of gedemineraliseerd water bijgevuld worden.
▪
▪
Het bijvullen moet na het opladen gebeuren en het elektrolytpeil moet zich ongeveer 5-7 mm boven de spatbeschermers
bevinden.
Indien de machine met een automatisch bijvulsysteem uitgerust is moet u de gebruiksvoorschriften die in de
▪
gebruiksaanwijzing van de accu staan vermeld opvolgen.
De accu mag niet verder ontladen worden als er reeds 80% van de nominale capaciteit gebruikt is. Wordt de accu in te
▪
sterke mate en langdurig ontladen dan brengt dit onherstelbare schade voor de accu met zich mee. De machine is uitgerust
met een systeem dat zodra de accu voor 80% leeg is de hefmanoeuvres verhindert. In dat geval moet de accu opgeladen
worden. Deze toestand wordt gesignaleerd doordat de speciale led op de bedieningskast op het platform gaat knipperen.
▪
Bij het opladen van de accu moeten de in de volgende paragrafen vermelde aanwijzingen in acht genomen worden.
Zorg ervoor dat de doppen en de aansluitingen afgedekt zijn en droog blijven. Door een goede reiniging wordt de
▪
elektrische isolatie gehandhaafd, wordt de goede werking van de accu bevorderd en dit komt eveneens ten goede van de
levensduur van de accu.
Indien er storingen in de werking optreden die aan de accu te wijten kunnen zijn mag u er niet zelf aan gaan sleutelen maar
▪
moet u de technische servicedienst waarschuwen.
Tijdens de perioden waarin de machine niet gebruikt wordt raken de accu's vanzelf leeg (zelfontlading). Om te voorkomen
▪
dat de goede werking van de accu in gevaar gebracht wordt moet de accu ten minste één keer in de maand opgeladen
worden. Dit moet ook gedaan worden als de metingen van de dichtheid van de elektrolyt hoge waarden uitwijzen.
Om de zelfontlading van de accu's tijdens de perioden waarin de machine niet gebruikt wordt te beperken moet de machine
▪
in ruimtes met een temperatuur beneden de 30°C gestald worden en druk op alle noodtoetsen, inclusief de hoofd aan/uit-
knop.
7.3.3. Opladen van de accu
De gassen die tijdens het opladen van de accu ontstaan zijn EXPLOSIEF. De accu moet daarom
opgeladen worden in een geventileerde ruimte waar geen brand- of explosiegevaar bestaat en waar
De acculader mag alleen aangesloten worden op een elektriciteitsne, voorzien van alle beveiligingen op basis van de geldende
voorschriften op dit gebied, dat de volgende kenmerken heeft:
Voedingsspanning 100 230V ± 10%.
▪
▪
Frequentie 50÷60 Hz.
Deugdelijke geaard.
▪
▪
Thermische magneetbeveiliging en differentiaalschakelaar ("aardlekschakelaar").
Bovendien moet u zich zorgen maken om:
Voor de aansluiting van de acculader op het elektriciteitsnet mogen geen langere verlengsnoeren dan 5 meter gebruikt
▪
worden.
Er moet een elektrische kabel met een geschikte doorsnede gebruikt worden (min. min. 3x2.5 mm
▪
▪
Er mogen geen opgerolde kabels gebruikt worden.
De aansluiting op elektriciteitsnetten die niet aan bovengenoemde kenmerken voldoen is VERBODEN.
Als bovengenoemde aanwijzingen niet in acht genomen worden dan kan dit tot een onjuiste werking van
de acculader leiden en dit kan schade tot gevolg hebben die niet gedekt wordt door de garantie.
Gebruiks- en onderhoudshandleiding - Serie A12 JE A15 JE A17 JE A12 JED
OPGELET!
blusapparaten voorhanden zijn.
HET IS VERBODEN
A15 JED
).
2
Blz. 79