f.
Druktransductor
Oefen geen overmatige druk op de drukkamer of de druktransductor uit. De
druktransductor is een elektromechanisch precisie-instrument dat bij overmatig
krachtuitoefening schade kan oplopen. Gebruik het systeem niet als de
druktransductor beschadigd is.
i.
Inspecteer de druktransductor op beschadigingen. Overtuig u ervan dat het
oppervlak van de transductor vrij is van insnijdingen of gaatjes. Vervang de
druktransductor als het oppervlak beschadigd is.
ii.
Verzeker u ervan dat de drukkamer goed is geïnstalleerd (zie hoofdstuk 2: De
disposable set installeren) en dat het vloeistoftraject niet is geblokkeerd.
Overtuig u ervan dat de vloeistof warm is (37º – 42ºC). De drukkamer van de
iii.
disposable set is op kamertemperatuur minder flexibel. De verificatie moet met een
warme disposable worden uitgevoerd. Als de vloeistof niet warm is, moet u naar
het hoofdinfusiescherm gaan en de vloeistof en de disposable verwarmen door op de
toets
RECIRC.
Recirculatiemodus). Laat de vloeistof ten minste twee minuten lang op netvoeding
recirculeren voordat u voor verificatie naar de Hardware-modus terugkeert.
iv.
In de Hardware-modus: sluit het deurtje en de zakklemmen en blokkeer de
ventilatieopening op de reservoirkamer. Ontkoppel de patiëntlijn, sluit de drukbron
aan op de luer-fitting van de patiëntlijnpoort van de disposable set en oefen druk uit.
Bewaak tegelijkertijd de drukwaarden met een manometer.
v.
Verifieer de nauwkeurigheid van de druktransductor. Oefen 300 mmHg druk uit op de
disposable. Op de drukstatusregel moet 300 mmHg (± 50 mmHg) staan. Herhaal
dezelfde drukverificatie voor 200 en 100 mmHg.
Hoofdstuk 4: Parameterinstellingen En Preventief Onderhoud
WAARSCHUWING!
te
drukken
(hoofdstuk
38
2:
Hoofdbedieningsscherm: