Reiniging en verzorging
7.5
Verzorging en reiniging
Opmerking
Het reinigen van de machine moet op een
geschikte plaats voorzien van een
olieafscheider uitgevoerd worden.
•
In de eerste twee maanden na inbedrijfstelling of
na het aanbrengen van een nieuwe laklaag, mag
de machine niet met een stoomstraalapparaat of
hogedrukreiniger gereinigd worden, zodat de lak
kan uitharden.
•
Gebruik bij het reinigen van de machine geen
agressieve reinigingsmiddelen. Wij raden het
gebruik van de in de handel verkrijgbare
reinigingsmiddelen voor personenauto's aan.
•
Bij het reinigen met stoomstraalapparaten mag
de heetwaterstraal 80 °C en een spuitdruk van
70 bar niet overschrijden.
•
Vulmateriaal (isolatiemateriaal etc.) niet met een
directe water-, stoom- of hogedrukstraal reinigen.
•
Bij het reinigen met water- of stoomstraal mag
niet in de uitlaat- en filteropeningen gespoten
worden.
•
Bij het reinigen van de motor met water- of
stoomstraal mag de straal niet direct op gevoelige
motoronderdelen, zoals dynamo, bedrading,
oliedrukschakelaars, etc., gericht worden.
•
Na elke natte reiniging moet de machine volgens
het smeerschema gesmeerd worden en alle
werkspelingen, steun- en rijfuncties uitgevoerd
worden.
Brandstofspecificatie
Het gebruik van kwalitatief hoogwaardige brandstof
is een voorwaarde om het opgegeven
motorvermogen te bereiken.
Aanbevolen brandstofspecificatie
•
N590-dieselmotoren - Auto/C0/C1/C2/C3/C4
•
BS2869 klasse A2
•
ASTM D975-91 klasse 2-2DA, US DF1, US DF2,
US DFA
•
JIS K2204 (1992) klasse 1, 2, 3 en speciale
klasse 3.
Opmerking
Bij het gebruik van zwavelvrije brandstof
moeten smeeradditieven gebruikt worden.
72/126
7.6
Neem bij winterbedrijf de volgende punten en
instructies uit de handleiding van de motor in acht:
Hydraulische olie
– Na langere stilstand bij temperaturen om en
onder het vriespunt moet de machine met
gemiddeld toerental warmdraaien (ca. 3 – 5 min).
Motorolie
– Voor de keuze van de viscositeitklasse (SAE-
klasse) is de omgevingstemperatuur op de
gebruikslocatie van de machine maatgevend.
Koelvloeistof
– Vóór het begin van het koude seizoen moet de
ingestelde concentratie antivries gecontroleerd
en indien nodig aan de omgevingstemperatuur
aangepast worden. De concentratie antivries
wordt vanuit de fabriek op ca. -25 °C ingesteld.
Accutoestand
– Een goed geladen accu is een voorwaarde voor
een goede koude start. Door de accu op te
warmen tot ca. +20 °C (demontage van de accu
nadat de motor is uitgezet en bewaren in een
warme ruimte) kunnen de
startgrenstemperaturen 4 – 5 °C verlaagd
worden.
– Bij het inbouwen van de accu letten op een goed
contact van de klemaansluitingen.
– Klemschroeven alleen "handvast" aandraaien,
om vervorming van de klemconussen te
voorkomen.
Kap07_Reiniging en verzorging_nl.fm 9.11.09 Ver. 1.0
Aanwijzingen voor werken in de
winter
TL160