2
Veiligheid en preventie van ongevallen
2.17 Ombouwen, onderhoud, reparatie
Grondverzetmachines mogen alleen onder leiding
van een door de exploitant aangewezen, geschikte
persoon en volgens de gebruikshandleiding van de
fabrikant omgebouwd, onderhouden of gerepareerd
worden.
Na elke ombouw van werkuitrusting moet de
bestuurder de correcte bevestiging resp.
vergrendeling van het snelwisselsysteem
controleren.
Werkzaamheden, bijv. aan
– remsystemen,
– stuursystemen,
– hydraulische systemen,
– elektrische systemen
van de machine mogen alleen door hiervoor opgeleid
vakpersoneel verricht worden.
De stabiliteit moet bij alle werkzaamheden aan de
machine altijd gegarandeerd zijn.
Bij werkzaamheden aan en met name onder de
machine moet deze met onderlegspieën tegen
wegrollen beveiligd worden.
De werkuitrusting moet door hem neer te zetten op de
grond of gelijkwaardige maatregelen,
bijv. cilindersteunen of steunblokken, tegen
beweging beveiligd worden. Met een draaiende motor
mag het onbeveiligde werk- en knikgebied niet
betreden worden.
Bij het opbokken van de grondverzetmachine moeten
hefinrichtingen zo worden geplaatst, dat wegglijden
verhinderd wordt. Schuine stand van de hefinrichting
of schuin aanzetten daarvan moet vermeden worden.
Omhoog gebrachte grondverzetmachines moeten
door ondersteuning, bijv. met kruiselings gestapelde
planken of vierkante balken of met stalen
steunbokken, beveiligd worden.
Grondverzetmachines die omhoog gebracht zijn met
werkuitrusting, moeten onmiddellijk na het optillen
stabiel ondersteund worden. Werkzaamheden onder
een omhoog gebrachte machine, die alleen door de
hydrauliek tegengehouden wordt, zijn verboden.
Vóór alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
moeten de aandrijfmotoren worden stilgezet. Van
deze regel mag alleen afgeweken worden bij
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden die zonder
aandrijving niet uitgevoerd kunnen worden.
20/126
Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de
hydraulische installatie moet deze drukloos gemaakt
worden. Daarvoor moet bij afgezette aandrijfmotor de
werkuitrusting op de grond gezet en moeten alle
hydraulische bedieningshendels zolang bediend
worden, tot het hydraulisch systeem drukloos is.
•
Vóór werkzaamheden aan de elektrische
installatie of bij elektrisch lassen aan de machine
moet de accu-aansluitingen losgemaakt worden.
•
Bij het losmaken van de accu moet eerst de
minpool en daarna de pluspool losgemaakt
worden. Bij het aansluiten moet in omgekeerde
volgorde te werk gegaan worden.
•
Bij onderhoudswerkzaamheden in de buurt van de
accu moet deze met isolerend materiaal worden
afgedekt; er mag geen gereedschap op de accu
gelegd worden.
Bescherminrichtingen van bewegende machinedelen
mogen alleen bij stilgezette en bij beveiliging tegen
onbevoegd starten van de afgeschermde aandrijving
geopend of verwijderd worden. Beschermingen zijn
bijv. motorkleppen, deuren, afdekroosters,
beplatingen.
Na beëindiging van montage-, onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden moeten alle
bescherminrichtingen weer volgens de voorschriften
aangebracht worden.
Laswerkzaamheden aan dragende delen van
grondverzetmachines mogen alleen na overleg met
de fabrikant en volgens de erkende lastechnische
regels uitgevoerd worden.
Aan beschermdaken (ROPS, FOPS) mogen geen
las- of boorwerkzaamheden worden uitgevoerd.
Vóór aanvang van werkzaamheden aan het
hydraulisch systeem moet de werk-, stuur- en stuw-
en tankdruk afgebouwd worden.
Inslikken van smeermiddelen of lang en herhaald
huidcontact vormen een risico voor de gezondheid.
Bij doelmatig gebruik bestaat er geen bijzonder risico
voor de gezondheid. De veiligheidsinformatiebladen
van de fabrikanten van minerale olie moeten in acht
worden genomen.
Er mogen alleen de door de fabrikant voorgeschreven
hydraulische slangen gebruikt worden.
Hydraulische slangen moeten vakkundig gelegd en
gemonteerd worden.
In de buurt van brandstof of accu's is roken en de
open vuur verboden.
Kap02_Veiligheid_nl.fm 26.10.09 Ver. 1.0
TL160