Wegrijden
•
Tuimelschakelaar voor de keuze van de
rijrichting op de joystick (21/7) en op het
instrumentenpaneel (21/36) in "0" neutrale
stand.
•
Controlelampen (21/24 en 21/28) mogen niet
branden.
•
Motor starten.
•
Hefframe optillen tot aan de gekleurde
hoogtemarkering "Rijden" (22/1).
•
Rijbereik "snel" of "langzaam" (21/33)
selecteren.
•
Optie snelloper - rijniveau I of II kiezen (21/34).
•
Controlelamp (21/66-68) in de gaten houden.
•
Parkeerrem (21/54) lossen.
•
Gewenste rijrichting instellen met de joystick
voor de rijrichting (21/7 resp. 21/36).
•
Controlelamp (21/24 of 21/28) brandt
•
Gaspedaal (21/3) indrukken. De rijautomaat
zorgt ervoor dat de machine pas vanaf een
bepaald motortoerental begint te rijden.
•
De rijsnelheid wordt geregeld met het
gaspedaal. De rijsnelheid is direct afhankelijk
van het motortoerental.
•
Een snelle verandering van de rijrichting door
omschakelen van de joystick voor de rijrichting
(21/7 resp. 21/36) is mogelijk.
Stoppen
•
Door het gaspedaal los te laten wordt de
rijsnelheid verlaagd. De hydrostatische
rijaandrijving werkt daarbij als slijtagevrije
hulprem.
•
Het rem-inchpedaal (21/2) naar behoefte
activeren.
•
Zie ook
4.8.3, 52
TL160
33
Afbeelding 21 Wegrijden en stoppen
Afbeelding 22 Gekleurde hoogtemarkering
Kap04_Bediening_nl.fm 25.6.08 Ver. 1.0
28
24
P
12 Km/h
-
+
00014,0 h
0
34
36
2
P
-
12 Km/h
+
00014,0 h
1/2
0
4/4
1
Bediening
Option
Optie
"S"-versie
S-Version
66
12 Km/h
00014,0 h
67
21 Km/h
00014,0 h
68
N
00 Km/h
00014,0 h
1/2
4/4
3
7
54
51/124