2.4
Algemene veiligheidsaanwijzingen
•
Iedere handeling die de veiligheid nadelig kan
beïnvloeden is verboden.
•
De grondverzetmachine mag alleen met cabine of
beschermdak gebruikt worden.
•
De grondverzetmachine mag alleen in een veilige
en goed functionerende toestand gebruikt worden.
•
Voor bediening, onderhoud, reparatie, montage
en transport moet de gebruikshandleiding van de
fabrikant verplicht opgevolgd worden.
•
De exploitant moet de veiligheidsvoorschriften,
voor zover noodzakelijk, met speciale, aan de
lokale werkomstandigheden aangepaste
instructies aanvullen.
•
De gebruikshandleiding en de
veiligheidsgerelateerde aanwijzingen moeten
zorgvuldig bewaard worden in de cabine.
•
De gebruikshandleiding en de
veiligheidsaanwijzingen moeten volledig en in
leesbare toestand aanwezig zijn.
•
Veiligheidsinrichtingen op grondverzetmachines
mogen niet buiten werking gesteld of verwijderd
worden.
•
Tijdens het gebruik moet beschermende
werkkleding gedragen worden. Ringen, sjaals,
open jacks moeten vermeden worden. Bij
bepaalde werkzaamheden kunnen veiligheidsbril,
veiligheidsschoenen, veiligheidshelm,
veiligheidshandschoenen, reflecterende vesten,
gehoorbescherming, etc. noodzakelijk zijn.
•
Vóór het begin van de werkzaamheden moet
informatie over de EHBO en
hulpverleningsmogelijkheden (arts, brandweer,
hulpdiensten) ingewonnen worden.
•
De aanwezigheid en voorgeschreven inhoud van
de verbanddoos moet gecontroleerd worden.
•
De plaats en de bediening van brandblussers op
de grondverzetmachine en de plaatselijke
brandmeldings- en
brandbestrijdingsmogelijkheden moeten bekend
zijn.
•
Losse delen, bijv. gereedschap of ander
toebehoren, moeten vastgezet worden op de
grondverzetmachine.
•
Deuren, ramen, kappen, kleppen enz. moeten
gesloten resp. in geopende toestand tegen
ongewild dichtslaan beveiligd zijn.
TL160
Veiligheid en preventie van ongevallen
2.5
Grondverzetmachines mogen alleen zelfstandig
bestuurd of onderhouden worden door personen:
– die lichamelijk en mentaal daartoe in staat zijn
– geïnstrueerd zijn in het besturen of onderhouden
van grondverzetmachines en hun bekwaamheid
aan de exploitant aangetoond hebben
– en waarvan verwacht kan worden, dat ze de
opgedragen taken betrouwbaar uitvoeren.
De wettelijk voorgeschreven minimumleeftijd moet
aangehouden worden.
Ze moeten door de exploitant zijn aangewezen voor
het besturen en onderhouden van
grondverzetmachines.
Bedieningsinrichtingen mogen alleen vanuit de
bestuurdersstoel bediend worden.
Voor het op de machine klimmen en betreden,
moeten de daarvoor aangebrachte opstappen en
loopvlakken gebruikt worden.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
bestuurdersplaats, opstappen en loopvlakken van de
grondverzetmachine vrij van vuil, vet, olie, ijs en
sneeuw zijn.
Kap02_Veiligheid_nl.fm 26.10.09 Ver. 1.0
Bediening
2
15/126