Inhoudsopgave
Advertenties
De hellingmeter controleert de helling ten opzichte van de beide assen (X en Y); bij sommige modellen waarvan de
stabiliteitsgrenzen in de breedte- en de lengterichting gelijk zijn wordt de controle slechts ten opzichte van één as
verricht (de X-as).
Om de werking van de hellingmeter ten opzichte van de lengteas (normaal gesproken de X-as) te controleren:
-
Leg twee blokken (A+10mm, zie onderstaande tabel) onder de twee voorste of achterste stempels.
-
Wacht 3 seconden (inschakelvertraging die in de fabriek ingesteld is) totdat het rode gevarenlampje gaat branden
en de zoemer op het platform afgaat;
-
Controleer of de bedieningen voor het heffen en het uitschuiven van de telescopische arm niet mogelijk zijn.
-
Controleer terwijl het platform omhoog staat of de bedieningen voor het dalen en het draaien van de gondel
beschikbaar zijn; allemaal op een snelheid die automatisch beperkt wordt.
Om de werking van de hellingmeter ten opzichte van de breedteas (normaal gesproken de Y-as) te controleren:
-
Leg twee blokken (B+10mm, zie onderstaande tabel) onder de twee rechter- of linkerstempels.
-
Wacht 3 seconden (inschakelvertraging die in de fabriek ingesteld is) totdat het rode gevarenlampje gaat branden
en de zoemer op het platform afgaat;
-
Controleer of de bedieningen voor het heffen en het uitschuiven van de telescopische arm niet mogelijk zijn.
-
Controleer terwijl het platform omhoog staat of de bedieningen voor het dalen en het draaien van de gondel
beschikbaar zijn; allemaal op een snelheid die automatisch beperkt wordt.
OPGELET! Over het algemeen vergt de hellingmeter geen afstelling. Met het oog op het gereedschap
dat vereist is om dit onderdeel te vervangen en af te stellen moeten deze handelingen door
vakmensen uitgevoerd worden.
BLOKKEN
A [mm]
B [mm]
OPGELET! De waarden van de blokken A en B zijn gebaseerd op de waarden van de max. toelaatbare
hellingshoek zoals in de tabel "TECHNISCHE GEGEVENS" staat. Deze gegevens moeten toegepast
worden tijdens het instellen van de hellingmeter.
7.2.8
Controle van de werking van de microschakelaars M1
De hefarmen worden gecontroleerd door de microschakelaar M1A die op het scharnierende deel van de 1
buurt van de steun van de 2
De functies van de microschakelaar M1A zijn de volgende:
Als het platform niet in de ruststand staat (M1A ingeschakeld):
-
of als de wagen schuiner staat dan de max. toegestane hellingshoek de bediening van de hef- en rijmanoeuvre
verhinderd wordt;
-
de bedieningen van de stempels en voor het verplaatsen worden onwerkzaam gemaakt.
Als één van de platen van de stempels van de grond af raakt (microschakelaars STP ...) terwijl de microschakelaar M1A
ingeschakeld is:
-
gaat het alarm van het gevaar van stabiliteit op de bedieningskast op het platform/draadbesturing af;
-
worden de hefmanoeuvres/uitschuifmanoeuvres verhinderd;
-
zijn alleen de inschuifmanoeuvres beschikbaar maar wordt de snelheid automatisch beperkt;
Als de armen omlaag gezet zijn (M1A gesloten) en de bovenbouw in de middelste stand staat (microschakelaar MRT
gesloten):
-
gaat het groene controlelampje bovenbouw in het midden branden;
-
worden de draaibewegingen van de bovenbouw verhinderd;
-
zijn de bedieningen van de draadbesturingsstand (verplaatsen en stabiliseren) beschikbaar.
Gebruiks- en onderhoudshandleiding
BEL DE TECHNISCHE SERVICEDIENST.
R13
26
26
hefarm aangebracht is.
e
MODELLEN
Zelfrijdende hoogwerkers
R17
26
26
hefarm in de
e
Bladzijde 51
Advertenties
Inhoudsopgave
