Dit lampje duidt op een storing in de werking van de dieselmotor of dat de brandstof in reserve is.
Dit lampje brandt continu als: de machine aan is, als de bedieningspost op het platform gekozen is, als de aandrijving
met verbrandingsmotor gekozen is. De dieselmotor is uit, maar klaar om gestart te worden. Signalering motoroliedruk
onvoldoende.
Het lampje knippert langzaam in geval van oververhitting van het motorblok. Hierdoor slaat de dieselmotor als deze aan
is af en hierdoor wordt als de dieselmotor uit is het starten ervan verhinderd.
Het lampje knippert snel als de brandstof in reserve is. Deze signalering is alleen actief als de motor aan is.
Het lampje knippert 4 seconden lang snel en de alarmzoemer wordt ingeschakeld als de machine aangezet wordt in
geval van afwijkingen tijdens de veiligheidstests van de bedieningselementen (hendels, joysticks, knop enz.).
Het lampje brandt continu en de alarmzoemer wordt ingeschakeld als de wagen schuiner staat dan toegestaan is. Alle
hefmanoeuvres en de uitschuifmanoeuvre van de telescopische arm worden verhinderd. De inschuifmanoeuvres (dalen
en draaien) op beperkte snelheid blijven beschikbaar. De armen moeten volledig omlaag gedaan worden en de machine
moet op een horizontale ondergrond gezet worden.
Het lampje knippert en de alarmzoemer wordt ingeschakeld als een stempel los raakt van de grond terwijl het platform
omhoog staat. Alle hefmanoeuvres en de uitschuifmanoeuvre van de telescopische arm worden verhinderd. De
inschuifmanoeuvres (dalen en draaien) op beperkte snelheid blijven beschikbaar. De armen moeten volledig omlaag
gedaan worden en de stempels moeten weer op een ondergrond gezet worden die stevig genoeg is.
OPGELET!
Inschakeling van dit indicatielampje is synoniem van gevaar omdat de machine in een situatie
verkeert die gevaarlijk is voor de stabiliteit.
In geval van een alarmtoestand wordt geadviseerd aan de bediener die zich op de machine bevindt
om het inschuiven van de telescopische arm als eerste manoeuvre uit te voeren en de neerwaartse
beweging van de telescopische manoeuvre als laatste manoeuvre uit te voeren om te voorkomen
dat het kantelgevaar toeneemt.
Dit lampje is niet actief op deze modellen aangezien deze machines niet uitgerust zijn met een controlesysteem van de
last op het platform.
Tijdens de ontwerpfase is rekening gehouden met het geavanceerde stabiliteitscriterium zoals vermeld in de norm
EN280 in paragraaf 5.4.1.5 en 5.4.1.6.
Als alle lampjes continu gaan branden dan is dat een bevestiging dat alle steunplaten van de stempels op de grond
steunen.
Als alle lampjes doven dan betekent dit dat geen van de steunplaten van de stempels op de grond steunen.
Het heffen van het platform is alleen toegestaan als alle lampjes aan zijn en er geen andere alarmen zijn (zie de
beschrijving van de andere waarschuwingslampjes).
OPGELET!
Als één van de poten bij opgeheven platform van de grond los raakt gaat het betreffende lampje ZA
uit, gaat het rode gevarenlampje ZE branden en worden alle hefmanoeuvres verhinderd. De
manoeuvres om de gondel naar beneden te halen (daalbeweging en draaiing van de bovenbouw in
beide richtingen) blijven mogelijk op een snelheid die automatisch verlaagd wordt.
Als er één of meer platen op de grond staan (één of meer lampjes ZA aan) wordt het verplaatsen
verhinderd. Om de machine te kunnen verplaatsen moeten de platen omhoog gedaan worden.
Gebruiks- en onderhoudshandleiding
5.1.3.7.3
Indicatielampje
brandstofreserve (ZD) (alleen bij een DIESELMOTOR)
5.1.3.7.4
Waarschuwingslampje gevaar (instabiele stand en storingen)
(ZE)
5.1.3.7.5
Waarschuwingslampje alarm vanwege overbelasting (ZF)
5.1.3.7.6
Indicatielampjes stand stempels (ZA)
storing
in
Zelfrijdende hoogwerkers
de
werking
dieselmotor
/
Bladzijde 30