Bergen, laden en transport
BERGEN, LADEN EN TRANSPORT
Veiligheidsbepalingen bij het bergen
Voor het bergen van de graafmachine moet een trekvoertuig met minimaal dezelfde gewichtsklasse als de
graafmachine worden gebruikt.
Voor het bergen moet een sleepstang worden gebruikt. Bij het gebruik van een sleepkabel moet een rem-
voertuig worden gebruikt. De sleepstang respectievelijk de sleepkabel moet wat de treklast betreft voor het
bergen van de graafmachine geschikt zijn. Er mogen alleen onbeschadigde bergingsmiddelen worden ge-
bruikt.
Bij het bergen is het betreden van de gevarenzone, bijv. tussen de voertuigen, verboden. Bij het gebruik van
een sleepkabel moet de anderhalve kabellengte als afstand worden aangehouden.
Voor het bergen moet het aan de onderwagen aangebrachte trekoog worden gebruikt.
De bovengenoemde veiligheidsbepalingen gelden eveneens voor het gebruik van de graafmachine als sleep-
of bergingsvoertuig.
Bij het bergen moeten de toelaatbare waarden voor de treklast en steunlast in acht worden genomen, zie pa-
ragraaf Technische gegevens (blz. 40).
Veiligheidsbepalingen bij het laden en lossen met een kraan
De kraan en het hefgereedschap moeten geschikt en goedgekeurd zijn voor de last die geheven moet wor-
den.
Voor het gebruik van de kraan en het hefgereedschap moet erop worden gelet, dat de voorgeschreven peri-
odieke veiligheidstechnische controles zijn uitgevoerd en de kraan en het hefgereedschap zich in probleem-
loze toestand bevinden.
Voor het heffen van de graafmachine mogen alleen de daarvoor bestemde bevestigingspunten worden ge-
bruikt. Het bevestigen aan het cabinedak is verboden en kan tot ernstige beschadigingen leiden.
Nooit de kraanhaak aan de onderkant van het dozerblad bevestigen! De kraanhaak kan bij het heffen zijde-
lings wegglijden en de graafmachine neerstorten.
De geldende veiligheidsvoorschriften voor het heffen van lasten moeten in elk geval worden opgevolgd.
Bij het heffen van de graafmachine moet deze met een borgkabel worden geborgd.
De kraangebruiker is voor het opvolgen van deze veiligheidsbepalingen verantwoordelijk.
W9253-8144-4
01/2019
31