Buitenbedrijfstelling
De graafmachine moet zodanig worden geparkeerd, dat de graafmachine in geen geval wegrollen
STOP
kan en tegen onbevoegd gebruik is beveiligd.
Graafmachine op een vlakke ondergrond rijden.
De hydraulische cilinder als volgt uitschuiven:
Boom:
Arm:
Bak:
Dozerblad:
Zwenkinrichting:
Motor uitschakelen (blz. 87).
Contactsleutel verwijderen.
Veiligheidsgordel openen en linker bedieningsconsole opklappen.
Evt. moet de graafmachine worden bijgetankt (blz. 122).
Alle ramen sluiten en vergrendelen.
Alle kleppen sluiten en vergrendelen.
Cabinedeur sluiten en op slot doen; de sleutel blijft bij de gebruiker.
Graafmachine op uitwendige beschadigingen en lekkages controleren. Defecten moeten vóór de volgende
inbedrijfstelling worden verholpen.
Bij zeer sterke verontreiniging van en rond de rupsbanden en gewrichten van de voorbouwapparatuur moet
de graafmachine worden gereinigd (blz. 126).
112
half uitgeschoven
half uitgeschoven
half uitgeschoven
op de grond neergelaten
Voorbouwapparaten in het midden en op de bodem neergelaten
Bedrijf
W9253-8144-4
01/2019