282
Verzorging van de auto
deze met behulp van de knop
boven de spanningsindicator naar
boven of naar beneden aan tot op
de voorgeschreven waarde.
Type 2: verwijder de bandenrepa‐
ratieset en rijd onmiddellijk zo'n 10
km, maar niet langer dan 10 minu‐
ten. Meet de bandenspanning
nogmaals. Sluit als de banden‐
spanning niet wordt bereikt de
bandenreparatieset weer aan en
blijf gedurende 10 minuten
oppompen. Wordt de voorge‐
schreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te
ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Als de spanning wordt bereikt,
past u deze met behulp van de
compressor naar boven of naar
beneden aan tot op de voorge‐
schreven waarde door de veilig‐
heidsklep bij de vulslang te
openen (linksom draaien).
12. Maak de bandenreparatieset los.
Type 1: druk op het borglipje op de
houder om de fles met afdichtmid‐
del uit de houder te verwijderen.
Bandenvulslang op de vrije
aansluiting van fles met afdicht‐
middel schroeven. Hierdoor wordt
voorkomen dat er afdichtmiddel
uit de fles stroomt.
Type 2: de fles afdichtmiddel
komt niet uit de compressor. Laat
de fles afdichtmiddel vervangen
door uw werkplaats.
13. Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐
middel met een doek verwijderen.
15. Het op de fles met afdichtmiddel
aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
16. De rit onmiddellijk voortzetten,
zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ca. 10 km rijden
(uiterlijk na 10 minuten) stoppen
en de bandenspanning controle‐
ren. Schroef de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op het
ventiel.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de doos
opbergen.
18. Zet de doos vast met de schroef.