Snelheidslimiet hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen maximumsnelheid wordt
bereikt en staat zonder haakjes op
het Driver Information Center.
Uitschakelen
Druk op L, de snelheidslimiet in het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door via m de cruise control of adap‐
tieve cruise control te activeren wordt
de snelheidsbegrenzer ook gedeacti‐
veerd en de opgeslagen snelheid
gewist.
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook
gedeactiveerd maar de snelheidsli‐
miet wordt opgeslagen voor de
volgende activering van de snelheids‐
begrenzer.
Adaptieve cruisecontrol
Adaptieve cruisecontrol is een verbe‐
tering van de conventionele cruise‐
control, en biedt als aanvullende
functie het aanhouden van een
bepaalde afstand tot de voorligger.
Adaptieve cruisecontrol verlaagt
automatisch de snelheid van de auto
als deze een langzamer rijdende auto
nadert. Vervolgens wordt de rijsnel‐
heid op de geselecteerde volgafstand
aangepast aan die van de voorligger.
De rijsnelheid neemt toe of af met die
van de voorligger, maar zal de inge‐
stelde snelheid niet overschrijden. De
cruisecontrol kan beperkt remmen,
met geactiveerde remlichten.
Voor gemakkelijker inhalen van een
voertuig op de snelweg wordt bij het
inschakelen van de richtingaanwijzer
de afstand tot de voorligger eventjes
korter. Deze functie werkt alleen aan
de desbetreffende bestuurderskant,
afhankelijk van of de auto met het
stuurwiel links of rechts is uitgevoerd.
Bij een handgeschakelde versnel‐
lingsbak kan de adaptieve cruisecon‐
trol een ingestelde snelheid van meer
dan 30 km/u opslaan. Bij auto's met
een automatische versnellingsbak
kan het systeem afremmen tot stil‐
stand en vanuit stilstand wegrijden.
Rijden en bediening
De adaptieve cruisecontrol gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruisecontrol zich als een
conventionele cruisecontrol gedra‐
gen.
De adaptieve cruisecontrol is voorna‐
melijk bedoeld voor gebruik op lange
rechte wegen, zoals snelwegen of
provinciale wegen met een regelma‐
tige verkeersstroom. Het systeem
niet inschakelen als het aanhouden
van een constante snelheid onver‐
standig is.
Controlelampje A 3 113, C 3 113.
9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
197