de elektronische sleutel in de buurt is.
De portieren blijven vergrendeld.
Achterklep 3 27.
Bediening met toetsen op de
elektronische sleutel
De centrale vergrendeling kan ook
worden bediend met de toetsen op de
elektronische sleutel.
Ontgrendelen
c indrukken.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke
instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alle portieren, de bagageruimte
en de tankvulklep worden met
één druk op c ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en
de tankvulklep worden met één
druk op c ontgrendeld. Om alle
portieren en de bagageruimte te
ontgrendelen, drukt u tweemaal
op c.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen, I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 129.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 24.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐
deling niet.
Passief vergrendelen
Automatisch vergrendelen 3 26.
Sleutels, portieren en ruiten
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 129 is geactiveerd.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of
als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken
hebben:
● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale
vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor
korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐
stig van externe zenders met een
hoog vermogen.
23