Tab.44
Werking van de warmtepomp in een Smart Grid
BL1 IN ingang
Inactief
Actief
Inactief
Actief
Toegangspad
>
Installateur > Systeeminstallatie > Warmtepomp > Blokkerende ingang
Parameter
Functie blok.ingang
AP001
Functie BL2
AP100
Toegangspad
>
Installateur > Systeeminstallatie > Warmtepomp > Blokkerende ingang
Parameter
Config. contact BL1
AP098
Config. contact BL2
AP099
Toegangspad
>
Installateur > Systeeminstallatie > Warmtepomp > Blokkerende ingang
7790532 - v05 - 03012022
BL2 IN ingang
Werking
Inactief
Normaal: de warmtepomp en het elektrisch verwarmingselement werken
normaal
Inactief
Uit: de warmtepomp en het elektrisch verwarmingselement zijn uitgescha
keld
Actief
Spaarstand: de warmtepomp oververwarmt vrijwillig het systeem zonder
het elektrisch verwarmingselement
Actief
Superspaarstand: de warmtepomp oververwarmt vrijwillig het systeem met
het elektrisch verwarmingselement
Aanpassing vereist
Smart grid gereed
Smart grid gereed
Aanpassing vereist
Configuratie van contact voor blokkerende ingang 1
Open = ingang actief op Open contact
Gesloten = ingang actief op Gesloten contact
Configuratie van contact voor blokkerende ingang 2
Open = ingang actief op Open contact
Gesloten = ingang actief op Gesloten contact
Oververhitting wordt geactiveerd naargelang het droge contact op de
ingangen BL1 en BL2 open of gesloten is, en naargelang de instellingen
van de Config. contact BL1 (AP098) en Config. contact BL2 (AP099)
parameters die de activering van de functies regelen met betrekking tot de
open of gesloten positie van de contacten.
1. Schakel de voeding van de buitenunit uit.
2. Sluit de Smart Grid signaalingangen aan op de BL1 IN en BL2 IN
ingangen op de EHC–08 besturingsprint. Smart Grid signalen zijn
afkomstig van droge contacten.
3. Draai de elektriciteitsschakelaar om en schakel de warmtepomp in.
4. Volg het hieronder beschreven toegangspad.
5. Stel de ingangsparameters voor de warmtepomp in.
De parameter Functie blok.ingang (AP001) correspondeert met de
BL1-ingang.
De warmtepomp kan nu Smart Grid-signalen ontvangen en
verwerken.
6. Volg het hieronder beschreven toegangspad om de richting van de
BL1 IN en BL2 IN multifunctionele ingangen te selecteren.
7. Configureer de parameters Config. contact BL1 (AP098) en Config.
contact BL2 (AP099) .
8. Volg het hieronder beschreven toegangspad voor
7 Instellingen
71