Pagina 2
Geachte klant, Dank u voor de aanschaf van dit apparaat. Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u het product gebruikt en bewaar deze op een veilige plaats voor toekomstig gebruik. Om te zorgen voor een voortdurende veilige en goede werking, raden wij aan het product regelmatig te laten onderhouden.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Veiligheidsinstructies en aanbevelingen ..............6 Veiligheid .
Pagina 4
Inhoudsopgave 6.5.4 Locatie van de buitenunit in koude en sneeuwachtige gebieden selecteren ......41 6.5.5 Buitenunit op de grond installeren ............42 Wateraansluitingen .
Pagina 5
Inhoudsopgave Installateurs menu ................76 9.2.1 Installateurs \CIRCA en CIRCB menu .
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Veiligheid Werking Gevaar Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen van acht jaar en ouder en mensen met lichamelijke, gevoelsmatige of gees telijke beperkingen of met gebrek aan ervaring en kennis als ze begeleiding en instructie krijgen hoe het apparaat op een veilige manier te gebruiken en de eraan verbonden gevaren begrijpen.
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Tapwater Tap het apparaat als volgt af: 1. Sluit de aanvoerleiding van het sanitair koud water. 2. Open een warmwaterkraan in de installatie. 3. Open een kraan van de veiligheidsgroep. 4. Om af te tappen, moet de kraan aan de onderkant van de boiler worden ge opend.
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Veiligheid van het koudemiddel Waarschuwing Koelvloeistof en leidingen: Gebruik uitsluitend R410A koelvloeistof voor het vullen van de installatie. Gebruik gereedschap en leidingonderdelen die speciaal ontworpen zijn voor een gebruik met R410A koelvloeistof. Gebruik leidingen van zuurstofarm fosforkoper voor het transport van de koelvloeistof.
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Om het gevaar voor brandwonden door heet water te beperken moet er een thermostatische mengkraan in de vertrekleiding van het sanitair warmwater worden opgenomen. Hydraulische veiligheid Voor de hydraulische aansluiting is het absoluut noodzakelijk de normen en de lokale voorschriften in acht te nemen.
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen Er mogen alleen originele reserveonderdelen worden gebruikt. Het verwijderen en afvoeren van de warmtepomp moet door een erkende vakman worden uitgevoerd volgens de plaatselijke en nationale regelgeving. Controleer de hele verwarmingsinstallatie op lekkages na onderhouds- en servicewerkzaamheden.
2 Gebruikte symbolen Gebruikte symbolen In de handleiding gebruikte symbolen In deze handleiding worden verschillende gevarenniveaus gebruikt om aandacht op de bijzondere aanwijzingen te vestigen. Wij doen dit om de veiligheid van de gebruiker te verhogen, problemen te voorkomen en om de technische bedrijfszekerheid van het apparaat te waarborgen.
3 Technische specificaties Technische specificaties Goedkeuringen 3.1.1 Richtlijnen Dit product voldoet aan de eisen van de volgende Europese richtlijnen en normen: Richtlijn drukapparatuur 2014/68/EU Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EG Generieke norm: EN 60335-1 Relevante norm: EN 60335-2-40 EMC-richtlijn 2014/30/EU Generieke normen: EN 61000-6-3, EN 61000-6-1 Relevante norm: EN 55014 Dit product voldoet aan de eisen van Europese richtlijn 2009/125/EG inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten.
Pagina 14
3 Technische specificaties AWHP 4.5 AWHP 6 AWHP 8 AWHP 11 AWHP 11 AWHP 16 AWHP 16 MR-3 MR-2 MR-2 TR-2 MR-2 TR-2 Uiterste bedrijfstempera +7 °C / +7 °C / +7 °C / +7 °C / +7 °C / +7 °C / +7 °C / turen van het water in de...
3 Technische specificaties Tab.10 Gemeenschappelijke specificaties (volgens de norm EN 16147). Richttemperatuur van water: 53 °C (behalve voor AWHP 4.5 MR: 54 °C) – buitentemperatuur: 7 °C. Temperatuur van de binnenlucht: 20 °C AWHP 4.5 MR AWHP 6 MR-3 AWHP 8 MR-2 AWHP 11 MR-2 AWHP 16 MR-2 (cyclus M)
3 Technische specificaties Afb.4 Beschikbare druk 1 Beschikbare druk in meters waterkolom (mwk) 2 Waterdebiet in kubieke meter per uur (m 3 Beschikbare druk voor de 4 en 8 kW buitenunits 4 Beschikbare druk voor de 11 en 16 kW buitenunits MW-2000147-2 Afmetingen en aansluitingen 3.3.1...
4 Beschrijving van het product Afb.12 Plaats van de elektronische 1 EHC–04centrale eenheid besturingsprint: regelsysteem voor de besturingsprints warmtepomp en het eerste verwarmingscircuit (directe circuit) 2 Positie voor tweede circuit regelsysteem besturingsprint: beheert een tweede verwarmingscircuit 3 HPC–01 besturingsprint: Interfacebesturingsprint met de buitenunit MW-3000480-02 Werkingsprincipe De buitenunit produceert warmte of koude en geeft deze door aan de...
5 Aansluitschema's en configuratie 5.1.1 Uitvoering van de elektrische aansluitingen en de parameterinstellingen Afb.14 230V 50Hz 19° 230V 230V 50Hz 50Hz MW-1001152-4 1 Buitentemperatuursensor 3 Thermostaat 2 Bekabelingsset voor directe vloerverwarming 8 Buitenunit-busaansluiting 1. Sluit de accessoires en opties aan op de besturingsprint EHC–04. Houd u aan de juiste kabeldoorvoeren voor 230-400 V en 0-40 V.
5 Aansluitschema's en configuratie 5.2.1 Uitvoering van de elektrische aansluitingen en de parameterinstellingen Afb.16 CIRC B CIRC A 230V 50Hz 19° 230V 230V 50Hz 50Hz EHC-04 SCB-04 MW-1001150-4 1 Buitentemperatuursensor 7 Circuit A thermostaat 2 Veiligheidsthermostaat voor vloerverwarming 8 Buitenunit-busaansluiting uitgang 9 Verbinding 230 V-voeding tussen de HPC-01 en de 3 Circuit B thermostaat...
5 Aansluitschema's en configuratie 3. Stel, bij het eerste opstarten of na het resetten van de fabrieksparameters, de parameters CN1 en CN2 overeenkomstig het vermogen van de buitenunit. 4. Kies het nummer dat correspondeert met het installatietype door op de toets te drukken.
5 Aansluitschema's en configuratie Afb.19 Een zwembad wordt elektrisch aangesloten op de optionele SCB-04 besturingsprint. 1. Sluit de secundaire pomp van het zwembad aan op de klemmenstrook. 2. Sluit de temperatuursensor van het zwembad aan op de TFlowklemmenstrook. 3. Sluit de primaire pomp van het zwembad aan op de klemmenstrook.
6 Installatie Installatie Voorbereiding Belangrijk Monteer alle opties op de binnenmodule voordat het apparaat op zijn definitieve positie wordt geplaatst. Installatievoorschriften Waarschuwing De componenten die worden gebruikt voor het aansluiten van de koudwatertoevoer moeten voldoen aan de normen en voorschriften van het land van de installatie. Opgelet De installatie van de warmtepomp moet door een erkende vakman worden uitgevoerd volgens de geldende plaatselijke en...
6 Installatie Afb.22 1. Houd de voorgeschreven afstand aan tussen de binnenmodule 1 en de binnenmodule 2. Tab.19 A: Maximum-/ B: Maximum C: Maximum minimumlengte opvoerhoogte aantal 90°- bochten AWHP 4.5 MR 2 tot 30 m 30 m AWHP 6 MR-3 2 tot 40 m 30 m AWHP 8 MR-2...
6 Installatie Afb.24 Instelbereik: 0 tot 20 mm Minimum vereist: draai de poot ten minste 10 mm uit. MW-3000464-01 6.4.3 Demonteren van de binnenmodule. Demonteer het apparaat ter voorbereiding op de installatie. Afb.25 1. Verwijder de twee schroeven van het bovenste paneel. Belangrijk Bewaar de twee tandringen Bij de herinstallatie van het bovenpaneel worden ze gebruikt om de unit te aarden.
6 Installatie Afb.27 4. Open en verwijder de toegangsdeur van de gebruikersinterface MW-3000465-02 Afb.28 5. Kantel het voorpaneel naar u toe door stevig aan beide kanten te trekken. 6. Verwijder het voorpaneel door het stevig omhoog te trekken. Afb.29 7. Til de steun van bedieningspaneelmodule op en verdraai deze. 8.
Pagina 39
6 Installatie 1. Maak de gebruikersinterface toegankelijk door het bovenpaneel los te schroeven en de deur van de gebruikersinterface te verwijderen. Demonteer de binnenmodule. Afb.30 2. Haal de gebruikersinterfacemodule uit zijn behuizing en koppel de verbindingen los. MW-3000466-01 Afb.31 3. Til de steun van bedieningspaneelmodule op en verdraai deze. 4.
6 Installatie Afb.33 6. Klik de bedieningsmodulebeugel los. 7. Draai de steun van de bedieningspaneelmodule 180° en zet hem terug op zijn plaats. 180° 8. Plaats de zijkanthaken terug en breng de schroeven weer op hun plaats. 9. Klik de bedieningsmodulebeugel terug op zijn plaats. 10.
6 Installatie 6.5.2 Locatie van de buitenunit selecteren Afb.35 Om ervoor te zorgen dat de buitenunit naar behoren werkt, moet de locatie voldoen aan bepaalde voorwaarden. 1. Houd bij het bepalen van de ideale locatie van de buitenunit rekening met de benodigde ruimte, de van toepassing zijnde wettelijke richtlijnen en de buren omdat de buitenunit een bron van geluid is.
6 Installatie Afb.37 MW-6000252-2 1. Monteer de buitenunit op voldoende hoogte van de grond zodat het condenswater op de juiste wijze kan worden afgevoerd. 2. Zorg ervoor dat het voetstuk aan de volgende specificaties voldoet: Specificaties Reden Maximale breedte komt overeen met de breedte van de bui tenunit.
6 Installatie 6.6.2 Verwarmingscircuit aansluiten Verwarmingsinstallaties moeten te allen tijde een minimum debiet kunnen garanderen. Dit wordt bepaald door de parameter HP010. Het nominaal door de warmtepomp gewenste debiet voor een optimale werking wordt bepaald door de parameter HP069. Als het debiet te laag is, kan de warmtepomp zichzelf uitschakelen voor zijn eigen veiligheid;...
6 Installatie Belangrijk De componenten die worden gebruikt voor het aansluiten van de koudwatertoevoer moeten voldoen aan de normen en voorschriften van het land van de installatie. Waterbedrijfsdruk De boilers van onze SWW-verwarmers kunnen werken onder een maximale bedrijfsdruk van 1,0 MPa (10 bar). De aanbevolen bedrijfsdruk ligt onder 0,7 MPa (7 bar).
6 Installatie 6.6.5 Sanitair-warmwatercircuit aansluiten Waarschuwing Voor de aansluiting is het absoluut noodzakelijk de normen en de lokale voorschriften in acht te nemen. Opgelet Maximumtemperatuur bij het tappunt: de maximale temperatuur van sanitair warm water bij het tappunt is onderworpen aan speciale voorschriften in de verschillende landen waar dit apparaat wordt verkocht om de consument te beschermen.
6 Installatie Koelaansluitingen 6.7.1 De koelverbindingen voorbereiden Gevaar Alleen een bevoegd vakman kan de installatie uitvoeren volgens de huidige wetgeving en normen. Om uitwisseling tussen de binnenmodule en de buitenunit mogelijk te maken 2 koelingkoppelingen monteren: aanvoer en retour. Overeenkomstig de Europese verordening 517/2014 moet de apparatuur door een erkende monteur worden geïnstalleerd indien deze meer dan twee kilogram koudemiddel bevat of indien een koppeling van koudemiddelleidingen nodig is (zoals bij gescheiden systemen, zelfs...
6 Installatie Afb.46 1. Draai de "gas"moer gedeeltelijk los. 2. Controleer de warmtewisselaar op lekdichtheid. Steek voorzichtig een Pfffff... schroevendraaier in de 5/8"-moer. U moet een sissend geluid horen, wat aantoont dat de wisselaar waterdicht is. 3. Maak de moeren los van het binnenmodule. 4.
6 Installatie 6. Sluit de leidingen aan en draai de moeren aan met een momentsleutel. Tab.24 Buitendiameter van Buitendiameter van Aanhaalmoment de leiding (mm/inch) het conische koppel (N.m) stuk (mm) 6,35 - 1/4 14 - 18 9,52 - 3/8 34 - 42 12,7 - 1/2 49 - 61 15,88 - 5/8...
6 Installatie 6.7.5 De lekdichtheid testen Afb.49 1. Open de stoppen in de A en B / C afsluitkleppen. 2. Controleer of de A en B / C afsluitkleppen zijn gesloten. 35 bar 3. Verwijder de stop uit het servicekoppelstuk op afsluiter A 4.
6 Installatie 6.7.7 Kranen open zetten Afb.51 1. Verwijder de beschermdop van de koudemiddelkraan, vloeistofzijdig 2. Open kraan A met een inbussleutel door deze tegen de klok in tot de aanslag te draaien. 3. Plaats de beschermdop terug. 4. Verwijder beschermdop van koudemiddelkraan B of C. 5.
6 Installatie Tab.28 Kleur van de draad Polariteit Bruine draad Fase Blauwe draad Nulleider Groen/gele draad Aarde Opgelet Bevestig de kabel met de meegeleverde kabelklem. Zorg dat de draden niet met verwisseld worden. 6.8.2 Aanbevolen doorsnede van de kabel De elektrische eigenschappen van de beschikbare netvoeding moeten overeenkomen met de op de typeplaat aangegeven waarden.
6 Installatie 6.8.3 Kabels leggen Opgelet Houd de sensorkabels gescheiden van de 230/400 V kabels. Maak alle kabels vast aan het bovenpaneel met behulp van een van de kabelklemmen uit het zakje met toebehoren. Afb.52 Kabels leggen 1 230 - 400 V circuitkabels 2 0 - 40 V sensorkabels 0-40V 230-400V...
6 Installatie T sww 2: Temperatuursensor aan de onderkant van de sanitair warmwaterboiler Optionele SCB-04 printplaatklem van besturingsprint Afb.54 X1 Voeding voor de pomp/driewegklep/ingang veiligheidsklep X2 PWM pomp X6 230 V-voeding R-Bus: Kamertemperatuursensor, thermostaateTwist, aan/uit thermostaat, modulerende/ thermostaat of thermostaat FUSE OpenTherm Tout: Buitentemperatuursensor...
6 Installatie 6.8.6 Kabels aansluiten op de printkaarten. Afb.56 Aangesloten connectoren zijn standaard aanwezig op verschillende klemmenstroken. Gebruik deze om de kabels op de besturingsprinten aan te sluiten Als er geen connectoren op het aansluitblok kunnen worden gebruikt maakt u gebruik van de bij de set meegeleverde connector. Er worden gekleurde stickers meegeleverd bij bepaalde accessoires.
Pagina 55
6 Installatie Afb.58 D AWHP 4.5 MR E AWHP 6 MR-3 F AWHP 8 MR-2 / AWHP 11 MR-2 / AWHP 16 MR-2 AWHP 11 TR-2 / AWHP 16 TR-2 1. Verwijder het onderhoudspaneel. 2. Alleen AWHP 4.5 MR: verwijder de aardaansluiting van het apparaat en gooi deze weg als afval.
6 Installatie 6.8.8 Bus van buitenunit aansluiten Afb.59 1. Sluit de bus van de buitenunit aan tussen de klemmen S2 en S3 op de X23connector op de EHC–04 besturingsprint in de binnenmodule. 2. Zet de SW8–3 schakelaar (behalve met de AWHP 4.5 MR) voor de buitenunit besturingsprint op ON.
6 Installatie Afb.61 1/2 Z 1/2 H (min. 2,5 m) MW-8800N001-3 1/2 H (min. 2,5 m) 1 Optimale locatie H Bewoonde hoogte gecontroleerd door de sensor 2 Mogelijke locatie Z Bewoond oppervlak gecontroleerd door de sensor Afgeraden locaties Plaats de buitensensor liever niet op een locatie met de volgende kenmerken: Afgeschermd door een deel van het gebouw (balkon, dak, enz.).
6 Installatie 6.8.11 Hydraulische bijverwarming aansluiten 1. Sluit de bijverwarmingsketelpomp (fase / nul / aarde) aan op de X4 connector op de EHC–04 centrale besturingsprint in de binnenmodule. 2. Sluit het spanningsvrije ON/OFF contact in de bijverwarmingsketel aan op de X5 connector in de EHC–04centrale besturingsprint in de binnenmodule.
Pagina 59
6 Installatie Afb.65 Eenfase voeding 5. Een-fase voeding: 5.1. Plaats de brug die overeenkomt met het vermogen van de elektrische bijverwarming. Druk de brug goed vast op de bodem van de connector. 5.2. Sluit de voeding van de elektrische bijverwarming aan (druk op de oranje knop B om de draad goed in de connector te kunnen plaatsen en zet de draad vast).
6 Installatie Opties aansluiten Afb.67 1. Sluit de opties aan volgens de configuratie van de installatie op de X12 of X19-connector op de EHC–04 besturingsprint in de binnenmodule. Tab.36 Opties aansluiten op X12 T dhw 1 T dhw 2 Connector X12 Beschrijving T out R-Bus klemmen...
6 Installatie Tab.40 Waarde Waarde Ingangsstatus Bedieningsmo Wanneer het R-Bus contact Wanneer het R-Bus contact van de pa van de pa blokkeren dus van de open is gesloten is rameter rameter warmtepomp CP640 AP098 Open Koeling Geen koeling Koeling (stan (stan...
7 - 15 Totale hardheid van het water °dH 4 - 8,5 mmol/l 0,7 - 1,5 Belangrijk Indien waterbehandeling noodzakelijk is, beveelt Remeha de volgende fabrikanten aan: Cillit Climalife Fernox Permo Sentinel Doorspoelen van nieuwe installaties en installaties niet ouder dan 6 maanden 1.
Pagina 63
6 Installatie 5. Controleer op eventuele waterlekkages. 6. Ontlucht voorzichtig alle sanitair-warmwaterleidingen door voor iedere warmwaterkraan de stappen 2 t/m 4 te herhalen. Belangrijk Ontlucht de sanitair-warmwaterboiler en het leidingnet zorgvuldig om geluiden en stoten te voorkomen die veroorzaakt worden door luchtbellen die zich tijdens het tappen door de leidingen verplaatsen.
7 Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling Algemeen De warmtepomp wordt in bedrijf gesteld: Wanneer het apparaat voor het eerst wordt gebruikt; Na een langere periode in de uitstand; Na voorvallen die een complete herinstallatie vereisen. Bij inbedrijfstelling van de warmtepomp kan de gebruiker zien wat de verschillende instellingen en uit te voeren controles zijn om de warmtepomp in alle veiligheid op te starten.
7 Inbedrijfstelling Procedure voor inbedrijfstelling Opgelet De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een erkend installateur. 1. Monteer alle panelen en afdekkingen op de binnenmodule en buitenunit. 2. Schakel de stroomonderbreker van de binnenmodule en de buitenunit in op het schakelpaneel door deze in de I -stand te zetten. 3.
7 Inbedrijfstelling Voor meer informatie, zie Configureren van een convectieventilator of vloerkoeling, pagina 7.3.2 Opstartcyclus Tijdens de opstartcyclus vertoont het display verschillende korte informatie-items voor controle. Deze informatie-items worden achter elkaar weergegeven. Afb.69 1. Weergave van de bedieningspaneelversie Afb.70 2. SCANom te zoeken naar de verschillende opties die zijn aangesloten Afb.71 3.
7 Inbedrijfstelling Afb.76 3. Kies het nummer dat correspondeert met het installatietype door op de toets te drukken. Door de keuze van het installatietype is de automatische configuratie van de parameters mogelijk die nodig zijn voor de goede werking van het bedieningspaneel (stooklijn, maximum circuittemperatuur, etc.).
7 Inbedrijfstelling 2. Stel de verschildrukkleppen in om een optimaal debiet minstens gelijk aan de waarde van de HP010 parameter in de installatie te garanderen als de thermostatische kleppen gesloten zijn. Als het debiet lager is dan deze waarde, start de warmtepomp om veiligheidsredenen niet.
8 Werking Werking Beschrijving van het bedieningspaneel 8.1.1 Beschrijving van de toetsen Afb.78 : terug naar vorig niveau zonder de aangebrachte wijzigingen op te slaan : handmatige reset : toegang tot de verwarmingsparameters : waarde verlagen : toegang tot de parameters voor het sanitair-warmwater : waarde verhogen : MODUS-weergave : toegang tot het geselecteerde menu of bevestiging van de...
8 Werking Waterdruk in het systeem Het display geeft afwisselend de waterdruk in het systeem en de gemeten aanvoertemperatuur weer. Afb.83 Constant weergegeven symbool: verschijnt wanneer de waarde van de waterdruk van het systeem is weergegeven Knipperend symbool: druk in het systeem is te laag XXX Druk in het systeem (in bar) of stromingstemperatuur (in °C) Koelingsmodus Afb.84...
8 Werking TELLER / TIJDS PROG / KLOK submenu's Afb.89 TELLER submenu (CNT) TIJDS PROG submenu: Klokprogrammering specifiek voor de verwarming en voor de sanitair warmwaterbereiding (CIRC A, CIRC B, ECS) Klokprogramma voor maandagen Klokprogramma voor dinsdagen Klokprogramma voor woensdagen Klokprogramma voor donderdagen Klokprogramma voor vrijdagen Klokprogramma voor zaterdagen...
8 Werking Belangrijk De verschillende menu's zijn alleen toegankelijk als de pictogrammen knipperen. Afb.93 Druk op toets toegang te krijgen tot het volgende menu, toegang te krijgen tot het volgende submenu, toegang te krijgen tot de volgende parameter, MW-1000576-2 de waarde te verhogen. Afb.94 Druk op toets toegang te krijgen tot het vorige menu,...
8 Werking Uitschakelen 8.5.1 Verwarming uitschakelen Belangrijk De verwarmingsmodus kan worden beheerd via het TIJDS PROG-submenu dat dient voor het programmeren van het klokprogramma. Belangrijk Als u de verwarmingsfunctie uitschakelt, wordt ook de koelfunctie uitgeschakeld. Afb.98 1. Ga naar de stopmodus door op de toets te drukken.
8 Werking 8.5.2 Sanitair-warmwaterbereiding uitzetten Belangrijk De koelfunctie kan worden geregeld via het TIJDS PROG- submenu dat dient voor het programmeren van het klokprogramma. Afb.101 1. Ga naar de stopmodus door op de toets te drukken. MW-5000135-3 Afb.102 2. Selecteer de sanitair-warmwaterbereidingsmodus door op toets drukken.
8 Werking Vorstbeveiliging Indien de verwarmingswatertemperatuur in de warmtepomp te veel daalt, wordt de ingebouwde beveiligingsvoorziening ingeschakeld. Deze voorziening werkt als volgt: Bij een watertemperatuur lager dan 5°C gaat de circulatiepomp werken. Als de watertemperatuur lager is dan 3°C, start de bijverwarming op. Bij een watertemperatuur hoger dan 10°C schakelt de bijverwarming uit en draait de circulatiepomp kort na.
9 Instellingen Instellingen Het wijzigen van de installateursparameters Opgelet Het wijzigen van de fabrieksinstellingen kan de werking van het apparaat nadelig beïnvloeden. De parameters van het menu Installateur mogen uitsluitend door een bevoegde vakman worden gewijzigd. Afb.104 1. Ga naar het menu Installateur Afb.105 2.
9 Instellingen 9.2.1 Installateurs \CIRCA en CIRCB menu CP : Circuits Parameters = verwarmingscircuitparameters Tab.50 Parameter Beschrijving Fabrieksinstelling Fabrieksinstelling CIRCA CIRCB CP000 Instelling maximale aanvoertemperatuur voor deze groep Elektrische bijver Voor circuit A: Instelbaar van 7 øC tot 100 øC warming: 75 Hydraulische bijver...
9 Instellingen Parameter Beschrijving Fabrieksinstelling Fabrieksinstelling CIRCA CIRCB CP340 Nachtbedrijf Stop warmtevraag 1 = Continue warmtevraag CP470 Aantal dagen vloerdroogtijd 0 = uitgeschakeld Instelbaar van 1 tot 30 dagen CP480 Begintemperatuur van het vloerdroogprogramma Instelbaar van 20 °C tot 50 °C CP490 Eindtemperatuur van het vloerdroogprogramma Instelbaar van 20 tot 50 °C...
9 Instellingen Tab.53 Lijst met parameters in het submenu ADV van het installateursmenu Beschrijving van de ADV geavanceerde parameters Fabrieksinstelling DP004 Legionellamodus 0 = Uitgeschakeld 1 = on: de tank voor sanitair warmwater wordt eens per week gedurende 20 minuten extra verwarmd tot 65 °C. 2 = automatisch: de sanitair-warmwaterboiler wordt op afstand geregeld.
Pagina 81
9 Instellingen Parameter Beschrijving Fabrieksinstelling Fabrieksinstelling EHC–04 SCB-04 AP075 Hysterese band voor het schakelen tussen verwarming en koeling op basis van buitentemperatuur Instelbaar van 0 tot 10 °C AP079 Instelling aanwarm- en afkoelsnelheid. Tijdconstante van het gebouw voor weersafhankelijk regelen. Instelbaar van 0 tot 10 0 = 10 uur voor een gebouw met een lage thermische inertie, = 22 uur voor een gebouw met een normale thermische inertie,...
9 Instellingen Parameter Beschrijving Fabrieksinstelling EHC–04 HP066 CO2-emissie elektriciteit in SWW-modus Instelbaar van 0 t/m 100 (x0,01) Waarde geaccepteerd wanneer HP061=3 HP067 CO2-emissie gas of olie Instelbaar van 0 t/m 100 (x0,01) Waarde geaccepteerd wanneer HP061=3 HP068 Rendement apparaat Instelbaar van 0 tot 100% PP015 Pompnadraaitijd CV.
Pagina 83
9 Instellingen Tab.56 ADV parameter Beschrijving van de ADV geavanceerde parameters Fabrieksinstel lingEHC–04 HP002 Maximum temperatuur van de warmtepomp zonder elektrische bijverwarming 65 (6 kW - 8 kW - 11 Instelbaar van 20 °C tot 90 °C kW - 16 kW) 60 (4,5 kW) HP003 Min.
9 Instellingen ADV parameter Beschrijving van de ADV geavanceerde parameters Fabrieksinstel lingEHC–04 HP069 Instelling aanvoer warmtepomp afhankelijk van vermogensconfiguratie van 12 voor 4,5 kW warmtepomp 17 voor 6 kW Instelbaar van 0 tot 100 l/min 23 voor 8 kW 32 voor 11 kW 46 voor 16 kW HP079 Maximum offset koeling...
9 Instellingen Afb.108 5. Toon de beschikbare talen door op de toets te drukken. Afb.109 6. Om de taal te selecteren drukt u op toets totdat de gewenste taal verschijnt. 7. Bevestig met de toets 8. Ga terug naar het hoofdscherm door te drukken op de toets 9.3.2 Selecteren van het type buitenunit en het type bijverwarming(CN1 et CN2)
9 Instellingen Tab.59 Waarde van de CN1 en CN2 parameter met een elektrische bijverwarming Vermogen van de buitenunit 4,5 kW 6 kW 8 kW 11 kW 16 kW Voor meer informatie, zie Configureren van een convectieventilator of vloerkoeling, pagina 9.3.3 Stooklijn instellen De basisrichttemperatuur van de verwarming dient om een constante bedrijfstemperatuur aan het circuit op te leggen.
9 Instellingen Energiemetingen geven informatie over: elektrisch energieverbruik, de productie van thermische energie voor de verwarmings-, sanitair warmwater- en koelingsmodi. De thermische energie van de hydraulische of elektrische bijverwarming wordt ook meegeteld om een totaalbeeld te krijgen van de herwonnen thermische energie.
9 Instellingen Configureren van een ketel met een kamerthermostaatingang 1. Stel de volgende installateurparameters af op het bedieningspaneel van de verwarmingsketel. Tab.63 Instellen met S-control bedieningspaneel Parameter Instellen E.TEL THERM A TPC J / TPC N Richttemperatuur tapwater +5°C PENTE CIRC.A Tab.64 Instellen met een ander bedieningspaneel Parameter...
9 Instellingen HP061 parame Beschrijving HP061 = 1 Bij de optimalisering aan de hand van de energiekosten voor de consument (fabrieksinstelling) kiest de re gelaar de goedkoopste generator aan de hand van de prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp en aan de hand van de energiekosten.
9 Instellingen Afb.114 5. Selecteer de AP028 parameter die correspondeert met koelen door de toetsen in te drukken. 6. Bevestig met de toets 7. Kies waarde 1 door de toets in te drukken om de koelfunctie in te schakelen. Afb.115 8.
9 Instellingen Afb.117 Belangrijk Elke dag om middernacht wordt de richtwaarde van de begintemperatuur van het vloerdrogen herberekend en het resterende aantal dagen dat de VLOER DROGEN-functie zal werken, wordt verlaagd. 1. Ga naar het menu Installateur . 2. Open het menu Installateur door de code 0012 in te voeren met de 00:00 00:00...
9 Instellingen 4. De waardeverschuiving instellen van de richttemperatuur van het sanitair warm water wanneer de fotovoltaïsche functie actief is (HP092 parameter). 9.3.11 Aansluiting van de installatie op een Smart Grid De warmtepomp kan controlesignalen ontvangen en regelen van het "smart"...
9 Instellingen 9.3.12 Verlagen van het geluidsniveau van de buitenunit De "stille modus" wordt gebruikt om het geluidsniveau van de buitenunit gedurende een bepaalde tijdspanne te verlagen, vooral 's nachts. Deze modus geeft tijdelijk voorrang aan de "stille modus" en niet aan de temperatuurregeling.
9 Instellingen 9.4.1 TELLER, TIJDS PROG, KLOK \CNT menu's Tab.73 Menu kiezen Tellers Selectie Circuit A tellers Kies het EHC-04 menu Circuit B tellers Kies het SCB04-B menu Tellers aangesloten op de werking Kies het EHC-04 menu van de warmtepomp Tab.74 Beschikbare tellers Parameter...
9 Instellingen 9.4.2 TELLER, TIJDS PROG, KLOK \CIRCA, CIRCB en SWW menu's Tab.75 Menu Beschrijving CIRCA TP.H: Tijdprogrammering voor verwarming 06:00 - 23:00 AAN 23:00 - 06:00 UIT TP.C: Tijdprogrammering voor koeling 14:00 - 23:00 AAN 23:00 - 14:00 UIT CIRCB Tijdprogrammering voor verwarming 06:00 - 23:00 AAN...
9 Instellingen De vertragingscurve voor het schakelen van de bijverwarming wordt bepaald door de parameters HP047, HP048, HP049 en HP050. Afb.120 1 HP047: Minimale duur van de vertraging voor het schakelen van de bijverwarming 2 HP048: Maximale duur van de vertraging voor het schakelen van de bijverwarming 30’...
9 Instellingen Afb.121 MW-5000541-1 A DP048: Minimale verwarming tussen twee sanitair DP080: Richttemperatuur sanitair warmwater warmwaterproductiecyclussen “Verlaagd” B DP047: Maximaal toegestane duur voor sanitair T Temperatuur warmwaterproductie Tp DM001: Temperatuur sanitair-warmwater (lage Cp DP070: Richttemperatuur sanitair warmwater temperatuursensor) “Comfort” DM006: Temperatuur sanitair-warmwater (hoge temperatuursensor) t Tijd D DP120: Richttemperatuur inschakelingsdifferentieel...
9 Instellingen Tab.79 Parameter Instellen AP001 De functie van de BL1 blokkerende ingang is niet ingesteld op 4, 6 of 8 AP100 De functie van de BL2 blokkerende ingang is niet ingesteld op 4, 6 of 8 Beschrijving van de werking Het gedrag van de hydraulische of elektrische bijverwarming in de sanitair- warmwatermodus is afhankelijk van de instelling van de parameter DP051.
Pagina 99
9 Instellingen Parameter Beschrijving Eenheid EHC-04 SCB04-B AM019 Waterdruk van het primaire circuit AM027 Buitentemperatuur °C AM040 Temperatuur aangehouden voor regelalgoritmes voor °C warm water. AM056 Waterdebiet in het systeem l/min AM091 Seizoensmodus actief (zomer / winter) 0: Winter 1: Vorstbeveiliging 2: Neutrale band 3: Zomer AM101...
9 Instellingen Tab.83 Beschikbare waarden (X) in het submenu Parameter Beschrijving EHC--04 SCB04-B F02.01 HMI softwareversie P00.01 HMI parameterversie 9.6.1 Regelaarcyclus Tab.84 Lijst van statussen en substatussen Actuele status van het toestel.: AM012-pa Actuele substatus van het toestel.: AM014-parameter rameter 00= totale systeemuitschakeling 1= vraag naar verwarming/koeling/sanitair Warmtevraag...
Pagina 101
9 Instellingen Actuele status van het toestel.: AM012-pa Actuele substatus van het toestel.: AM014-parameter rameter 4= werking in sanitair-warmwatermodus 30= normale werking De compressor of de bijverwarmingen werken. 31= beperkt intern nominaal richtpunt Als de verwarmingsrichttemperatuur op de warmtepomp verschilt van de sys teemrichttemperatuur.
Pagina 102
9 Instellingen Actuele status van het toestel.: AM012-pa Actuele substatus van het toestel.: AM014-parameter rameter 8= gecontroleerde uitschakeling van de Regelstop compressor 00= uit: de verwarmings- of koelingsrichttemperatuur is bereikt 01= antipendelcyclus De verwarmingsrichttemperatuur is bereikt. De compressor krijgt geen toe stemming om op te starten.
Pagina 103
9 Instellingen Actuele status van het toestel.: AM012-pa Actuele substatus van het toestel.: AM014-parameter rameter Belast. test CV max. 30= normale werking. De compressor of de bijverwarmingen werken. 31= beperkt intern nominaal richtpunt Als de verwarmingsrichttemperatuur op de warmtepomp verschilt van de sys teemrichttemperatuur.
Pagina 104
9 Instellingen Actuele status van het toestel.: AM012-pa Actuele substatus van het toestel.: AM014-parameter rameter Vorstbeveiliging 30= normale werking De compressor of de bijverwarmingen werken. 31= beperkt intern nominaal richtpunt Als de verwarmingsrichttemperatuur op de warmtepomp verschilt van de sys teemrichttemperatuur.
10 Onderhoud 10 Onderhoud 10.1 De werking van het apparaat controleren U kunt de verwarmings- of koelmodus voor de warmtepomp en bijverwarming geforceerd gebruiken om te controleren of ze naar behoren functioneren. Afb.122 1. Druk gelijktijdig op de twee toetsen aan de linkerkant om het testmenu te openen.
10 Onderhoud Opgelet Tap de installatie niet af, tenzij dit absoluut nodig is. Bijvoorbeeld bij meerdere maanden afwezigheid terwijl er vorstgevaar in het gebouw is. 1. Controleer of het koelcircuit lekdicht is met behulp van een snuiverlekdetector. 2. Controleer de werking van de gebruikersinterface. 10.2.1 Controleren van de veiligheidscomponenten 1.
10 Onderhoud 10.2.3 Controleer de hydraulische druk Belangrijk De aanbevolen waterdruk is tussen 1,5 en 2 bar. De waterdruk moet ten minste 0,8 bar zijn. Als het apparaat is ingeschakeld, controleer de weergegeven hydraulische druk die wisselt op het hoofdscherm van het bedieningspaneel S-control. De druk kan ook in het informatiemenu (AM019) worden uitgelezen.
10 Onderhoud Afb.127 Magnesiumanode controleren 5. Meet de diameter van de anode. Vervang de anode indien de diameter kleiner dan 15 mm is. 6. Vervang de lippakking en steunring en plaats het geheel in de Ø > 15 mm = inspectieopening;...
Pagina 109
10 Onderhoud Afb.129 Toegang tot de achterkant van het 3. Kantel de bedieningspaneelbeugel naar voren en hang deze in een bedieningspaneel horizontale positie. Belangrijk Houd de bedieningspaneelbeugel goed vast om de elektrische aansluitingen in het bedieningspaneel niet los te trekken of los te koppelen.
11 Bij storing 11 Bij storing 11.1 Veiligheidsthermostaat resetten Gevaar Onderbreek de netvoeding van de binnenmodule en van de elektrische bijverwarming voordat er met werkzaamheden wordt begonnen. Indien u vermoedt dat de veiligheidsthermostaat werd geactiveerd: 1. Onderbreek de netvoeding van de binnenmodule en de dompelaars van de elektrische bijverwarming door de uitschakelautomaten te verlagen op de verdeelkast.
Pagina 111
11 Bij storing Tab.85 Lijst van tijdelijke storingscodes Fout Melding Beschrijving code H00.17 Tboiler kortgsl Temp.sensor tank sanitair warm water is kortgesloten of meet een temperatuur boven het bereik Controleer de bedrading tussen de centrale besturingsprint en de sensor. Controleer of de sensor goed gemonteerd is. Controleer de weerstandswaarde van de sensor.
Pagina 112
11 Bij storing Fout Melding Beschrijving code H02.02 Wacht op config. nr. Wacht op configuratienummer Wacht op invoer van configuratieparameters Configureer CN1 / CN2 afhankelijk van het vermogen van de geïnstalleerde buiten unit (CNF menu). Centrale besturingsprint vervangen: warmtepomp niet geconfigureerd H02.03 Configuratiefout Blokkering: de ingevoerde configuratiecode bestaat niet...
11 Bij storing Fout Melding Beschrijving code H02.25 ACI-fout De Titan Active System maakt kortsluiting of los contact Controleer de verbindingskabel. Controleer of de anode niet intern is kortgesloten en niet is gebroken. H02.36 Funtioneel comp mist Blokkering: communicatie met een functioneel component is weggevallen Geen communicatie tussen de centrale besturingsprinteenheid en de besturingsprint van het aanvullende circuit Controleer of de voedingskabel tussen de besturingsprints goed is aangesloten.
11 Bij storing Fout Melding Beschrijving code E02.13 Blokkerende ingang Blokkerende ingang van besturingsautomaat door buitenomgeving van toestel extern signaal Invoer BL open. Controleer de bedrading. Controleer het onderdeel dat op het contact BL. is aangesloten Controleer het onderdeel dat op het contact AP001 en AP100. is aangesloten E02.24 Vergrendeling Vergrendeling van de waterdoorstroming in het systeem is actief...
Pagina 115
11 Bij storing Afb.134 1. Druk gelijktijdig op de twee toetsen rechts om de menu's te openen. MW-2000369-1 Afb.135 2. Selecteer het storingsmenu door op toets te drukken. Afb.136 3. Selecteerde besturingsprint door te drukken op de toets . Het pictogram verschijnt.
12 Afdanken en afvoeren 12 Afdanken en afvoeren 12.1 Procedure voor uitbedrijfname Om de warmtepomp tijdelijk of definitief uit bedrijf te nemen: 1. Schakel de warmtepomp uit. 2. Schakel de stroom naar de verwarmingspomp uit: buitenunit en binnenmodule. 3. Schakel de stroom naar de elektrische bijverwarming uit als er een elektrische bijverwarming aanwezig is.